Vooraf
Méér moet dat niet zijn, Sire
• Guido Logie
Dit jaar bestaat het Vlaams Cultuurhuis De Brakke Grond in Amsterdam twintig jaar. Het heeft zich in die periode in het culturele leven van de ‘republiek’ Amsterdam een niet meer weg te denken plaats verworven. En ook in het geheel van de Nederlands-Vlaamse samenwerking neemt het vroegere cultureel centrum letterlijk en figuurlijk een bijzondere plaats in. De dynamische leiding van de huidige directeur, Guido Vereecke, draagt rijke vruchten.
Het Konnikje, beeld van José Vermeersch (foto: G. Logie).
Donderdag 6 april was een mijlpaal in het bestaan van het cultuurhuis. Immers, de koning der Belgen, Albert II, zijn gemalin Paola en de koningin der Nederlanden, Beatrix, waren te gast in De Brakke Grond. De betekenis van dit bezoek is groot. De belangstelling van Albert gold immers in het algemeen de taal en de cultuur van één van de deelstaten van zijn land, van Vlaanderen, en heel in het bijzonder de samenwerking van die deelstaat met het land waar hij op staatsbezoek was. In een recent interview in dit blad zei Johan Swinnen, Belgisch ambassadeur in Nederland, dat men in het optreden van de diplomaat niet alleen moet zien dat België het federale België is maar ook dat van de gemeenschappen en gewesten. Het bezoek van Albert moet wellicht in die zin geïnterpreteerd worden: het staatshoofd van een federaal land dat zonder schroom aandacht kan hebben voor de taal en cultuur van één deelstaat. We herinneren er even aan dat de twee staatshoofden ook aanwezig waren op de viering van honderd jaar Algemeen-Nederlands Verbond in Den Haag, al was dat toen niet in het kader van een staatsbezoek van de Belgische vorst.
Opvallende afwezige bij het evenement was de Vlaamse minister voor cultuur, Bert Anciaux, nota bene de ‘chef’ van De Brakke Grond. Hij had boudweg laten weten dat hij dringender verplichtingen had in Brussel. Die houding - ook als ze bijvoorbeeld eerder zou ingegeven geweest zijn door antiroyalistische gevoelens - roept vragen op. Deze: hoe geloofwaardig is de minister als hij voortdurend verkondigt dat hij van de samenwerking Nederland-Vlaanderen prioritair beleid wil maken maar op zo'n hoogdag van en voor de samenwerking afwezig blijft?
Men had in De Brakke Grond voor de hoge gasten een ‘debat’ georganiseerd over de culturele samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland onder het enigszins provocerende motto ‘Wat buren samen doen, doen ze beter’. Deelnemers aan het gesprek waren: Judith Belinfante, voorzitter van de Interparlementaire Commissie van de Taalunie; Anne-Marie Musschoot, hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de universiteit van Gent; Frits Niessen, co-voorzitter van de Commissie Cultureel Verdrag; Klaas Tindemans, directeur van het Vlaams Theater Instituut. Jozef Deleu, hoofdredacteur van Ons Erfdeel, leidde het gesprek. Een echt debat werd het niet, eerder een soort cursus voor koninklijke oren over de realisaties én de knelpunten van de Nederlands-Vlaamse samenwerking. Passeerden onder andere de revue: de Taalunie, de gemeenschappelijke algemene literatuurgeschiedenis, de samenwerking van de Theater Instituten, het Cultureel Verdrag Nederland-Vlaanderen, de Stichting Frankfurter Buchmesse, de hinderlijke bestuurlijke verschillen (op dat vlak lijken we zowat alles anders te doen) enzovoort. En toen de panelleden uitgepraat waren, was het de beurt aan de aanwezigen. Het had, naar verluidde, wel wat voeten in de aarde gehad om ‘het protocol’ te overtuigen van het nut van vragen-uit-de-zaal. De vragen kwamen er spontaan en ze doorbraken het kunstmatige van de voorstelling. En zelfs koning Albert had een (ingefluisterde?) vraag (zoiets zou Beatrix nooit doen, zei een Nederlands journalist): of men bij het uitdragen van de Nederlandse cultuur het zuiden van zijn land niet wou vergeten. Het gaf Jozef Deleu meteen de gelegenheid om reclame te maken voor zijn ‘annales’ Les Pays-Bas Français.
Hij rondde het gebeuren af met een citaat uit een rede van Matthias De Vries bij de onthulling van het standbeeld van Jacob Van Maerlant in Damme. ‘Aen den voet van het standbeeld van Jacob van Maerlant heeft Vlaanderen aan Holland de hand gereikt. Holland beantwoordt van herte dien handdruk; en eenparig verheffen wy den kreet: Leve de eendragt tusschen België en Nederland!’ Deleu wou zich daar graag bij aansluiten ‘met de simpele mededeling: méér moet dat niet zijn, Sire’.
Tot slot speelde het kamermuziekensemble Het Spiegel Strijkkwartet Molto Adagio, sempre cantante doloroso van de Waalse componist Guillaume Lekeu. Deleu zei dat het meer dan symbolisch was om die Nederlandse-Vlaamse ochtend met die muziek te beëindigen.
Nee, Vlamingen zijn niet zo beroerd als sommige kwatongen beweren.