Taal
Referentiespelling voor Brabantse streektalen
Hoe schrijf ik mijn dialect?
●Hugo Meert
Met de doorgedreven propaganda voor het gebruik van de standaardtaal stellen we zowel in Nederland als in Vlaanderen een algemeen dialectverlies vast. Vanuit de overtuiging dat onze standaardtaal uiteindelijk ontstaan is uit een verscheidenheid van dialecten en dankzij die basis werd ingekleurd, ontstaat de noodzaak om dit onbetwistbare ‘cultuurmonument’ op de een of andere manier in stand te houden. Er worden de jongste jaren dan ook talrijke initiatieven genomen om dat uitdovingsproces tegen te houden en “het lokale dialect als onderdeel van ons talig cultureel erfgoed op te tekenen voor het te laat is”.
Bijzonder actief op dat gebied zijn de koepelverenigingen Stichting Brabantse Dialecten (Leuven) en het Noord-Brabants Genootschap ('s Hertogenbosch). Samen met de Katholieke Universiteit Nijmegen, de Katholieke Universiteit Leuven en de Vrije Universiteit Brussel hebben beide bovengenoemde verenigingen gedurende enige jaren gesleuteld aan een spellingsysteem voor het schrijven van alle Brabantse dialecten. Het opschrijven van een uitdovend cultuurfenomeen is immers van ongemeen belang voor het conserveren ervan. Het resultaat van die inspanningen is te vinden in een bescheiden boekje, waarvan de vlag Hoe schrijf ik mijn dialect?, ten minste wat het Brabants betreft, de lading volkomen dekt.
Onder Brabants dient men alle dialecten te rekenen die worden gesproken in het vroegere Hertogdom Brabant, dus in de huidige provincies Noord-Brabant (354 dialecten), Antwerpen (209 dialecten) en Vlaams-Brabant (293 dialecten) en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (19 dialecten). In totaal gaat het hier dus om 875 verschillende streektalen.
Het boekje verliest zich gelukkig niet in oeverloos getheoretiseer, maar biedt praktische oplossingen voor mensen die hun dialect willen opschrijven ‘zoals het gesproken wordt’ of die een dialectwoordenboek willen samenstellen. Handig in dit verband is bijvoorbeeld het overzicht van de spellingtekens voor de klinkers en hun klankwaarde. Daarbij worden ook verhelderende referentieklinkers aangehaald uit andere talen (Frans, Duits, Engels). Uit alles blijkt de overtuiging van de makers om de dialectspelling eenvoudig en vooral gebruiksvriendelijk te houden.
Het grootste aantal bladzijden wordt ingenomen door pittige en amusante voorbeelden uit enkele van de betrokken dialecten. Telkens wordt de tekst in het dialect ook weergegeven in de standaardtaal. Het zijn stuk voor stuk prettige verhaaltjes, die ook voor niet-dialectgebruikers toegankelijk zijn en die tegelijk ertoe aanzetten om verder op zoek te gaan naar andere dialectliteratuur. De dialecttrip start in Antwerpen en eindigt in Tilburg. Onderweg worden Asse, Boom, Brussel, Cuijk, Etten-Leur en Gemert aangedaan en kan de lezer kennismaken met het Gooiks, Leuvens, Mechels, Ottenburgs, Roosendaals en Tiens.
Het handboekje besluit met een beknopte lijst van gebruikelijke én gebruikte taalkundige termen van ‘diftong’ en ‘grafeem’ tot ‘nasalisering’ en ‘palatalisatie’. De geïnteresseerden krijgen ook een adressenlijst van verenigingen en mensen die zich intens met dialectstudie en -conservering bezighouden.
Bij de introductie van het bescheiden ogend, maar tegelijk toch waardevol werkje viel me wel de ongenuaneeerde jubeltoon van de initiatiefnemers op. Het leek wel alsof Hoe schrijf ik mijn dialect? een eerste poging (en dus absolute mijlpaal) was om het Brabants te inventariseren en een standaardspelling te suggereren. Met geen woord werd immers gewag gemaakt van de wetenschappelijke pogingen van Nederlandse en Vlaamse taalkundigen om in 1960 tot een echt wetenschappelijk dialectwoordenboek van het Brabants te komen. Het verbaast me des te meer omdat bij dat onderzoek ook de Leuvense universiteit betrokken was. Maar wellicht was die historische benadering te wetenschappelijk, omdat uitsluitend gebruik werd gemaakt van de (officiële) fonetische spelling. En die wordt om een voor mij onbegrijpelijke reden volledig genegeerd.
■
Hoe schrijf ik mijn dialect? - Een referentiespelling voor alle Brabantse dialecten. Uitg. Acco Leuven/Amersfoort 1999. (80 p., 450 BEF/ ca. fl.25,-).