De Betuweroute
De nog aan te leggen Betuweroute, de spoorweglijn dwars door de Betuwe, de vermaarde Nederlandse fruitstreek, betekent voor de haven van Rotterdam een belangrijke tweede hinterlandverbinding voor vrachtvervoer per spoor naar Duitsland en de rest van Europa, naast de bestaande Brabantroute. Volgens het Tracébesluit Betuweroute van november 1996 dient in totaal 160 km spoor te worden aangelegd. Het stukje van Rotterdam tot de Kijfhoek is reeds klaar (d.i. het verlengde van de bestaande Havenspoorlijn). Het tracé over Geldermalsen, naar Elst, tot Zevenaar (de grensovergang met Duitsland) daarentegen nog niet. Naast de aanleg van de hoofdas zijn er twee aftakkingen gepland: een Noordtak (Elst-Oldenzaal) - lees: noordoostelijke tak - en een Zuidtak (Elst-Nijmegen-Venlo).
Het besluit om de nieuwe goederenroute aan te leggen werd reeds in april 1995 genomen (na kennisname van het Rapport Commissie-Hermans), met de bedoeling dat het gehele Betuweproject uiterlijk tegen 2005 een feit zou moeten zijn. Niet toevallig is dat ook de streefdatum voor de modernisering van de IJzeren Rijn. In die zin zou de havenconcurrentie tussen Antwerpen en Rotterdam niet worden verstoord. Alhoewel de beslissing tot aanleg van de Betuwelijn reeds vier jaar geleden formeel werd goedgekeurd, er reeds 25 miljard BEF ((1,25 miljard) werd uitgegeven, en er voor nog eens 55 miljard BEF ((2,75 miljard) verplichtingen werden aangegaan, staat het omstreden Betuweproject in Nederland vandaag opnieuw ter discussie. Academici hebben berekend dat het Betuwelijnproject (inclusief de verbinding met de Noord- en Zuidtak) zoveel kapitaal zal kosten dat er voor andere belangrijke grond-, weg- en waterbouwwerken haast geen geld meer over zal zijn. De huidige politieke controverse rond het voorlopig geraamde prijskaartje (negen miljard gulden), de financiering (privé-financiering of overheidsgeld), het ruimtebeslag, de rentabiliteit en de milieugevolgen heeft het Nederlandse kamp verdeeld in rabiate tegenstanders, twijfelaars en voorstanders. Het feit dat in oktober 1999 werd beslist om de Noordtak definitief te schrappen, duidt op de actualiteitswaarde van het thema.
Het is duidelijk dat over de IJzeren Rijn en de Betuwelijn - concurrenten of lotgenoten? - zowel langs Vlaamse als Nederlandse zijde het laatste woord nog niet is gezegd. De politieke discussie wordt op verschillende niveaus gevoerd: de economische haalbaarheid, vervoerkundige en bouwtechnische aspecten, milieueffecten, juridische implicaties (regionaal, Europees) en operationele en havengebonden dimensies moeten daarbij worden bekeken.
Nooit echt uit het aandachtsveld verdwenen is het juridische steekspel dat gevoerd wordt tussen België en Nederland bij het bepalen en interpreteren van het internationale statuut van de IJzeren Rijn. Volgens sommigen heeft België op basis van deze diverse regelingen zonder meer recht op reactivering en modernisering van de IJzeren Rijn volgens het zogenaamde historische tracé. Aangezien het bovendien gaat om internationaal en Europees recht - dat voorrang heeft op het interne Nederlandse recht - zijn alle bezwaren die uit de Nederlandse bestuurs- en milieuwetgeving zouden voortvloeien, rechtens bij voorbaat irrelevant. Concreet betekent dit dat België beschikt over relevante actiemiddelen om Nederland zo nodig te brengen tot naleving van zijn verplichtingen. Anderen stellen dan weer dat de IJzeren Rijn als eeuwig recht overeengekomen in 1839