Poldernederlands en Verkavelingsvlaams
Uit de laudatio kwam naar voren dat u heel veel hebt gedaan in uw leven - het had allemaal met taal te maken. U was 35 jaar actief in het pedagogisch hoger onderwijs, waar u Nederlands en Duits gaf. Uw hoofdactiviteiten, wetenschappelijk gezien, lagen op het gebied van de naamkunde - en die belangstelling voor historische taalkunde ging hand in hand met belangstelling voor lokale geschiedenis. U hebt uw sporen verdiend op het gebied van persoons- en plaatsnamen. U bent dé specialist familienamen, getuige het woordenboek van de familienamen (1993). Daarnaast hebt u belangstelling voor dialectologie, meer bepaald voor het dialect van de streek en de stad waar u uw jeugd hebt doorgebracht: binnenkort verschijnt uw Kortrijks Woordenboek. In het beroep dat u uitoefende, als leraar Nederlands, kwam taalzorg wel aan bod - maar ook daarbuiten. U bent in 1971 hoofdbestuurslid geworden van de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal, die in 1979 werd omgedoopt tot Vereniging Algemeen Nederlands. U bent nog actief steeds in die vereniging: in afdeling West-Vlaanderen en op ‘nationaal’ vlak. Momenteel bent u opnieuw voorzitter en u maakt, samen met uw zoon die hoofdredacteur is, ook het tijdschrift
Dr. Frans Debrabandere
van de vereniging, Nederlands van Nu, tot wat het is.
‘Algemeen Nederlands is inderdaad een beetje een rode draad. Ik voel mij overigens niet de man die in Vlaanderen het voortouw heeft genomen voor goed Nederlands - natuurlijk was ik beroepshalve met goed Nederlands bezig. En inderdaad, ook in de Vereniging Algemeen Nederlands (VAN). Ik heb in mijn dankwoord gezegd dat ik aannam dat ik de VN-prijs gekregen heb voor mijn werk in de Vereniging Algemeen Nederlands. De VAN beweegt zich in een belangrijke sector van de Algemeen-Nederlandse cultuur, nl. hét Algemeen Nederlands, de taal die alle Nederlandstaligen bindt. Hoe lang nog, denken sommige pessimisten, waartoe ik stilaan begin te horen. Hoe groot is de band nog tussen Poldernederlands en Verkavelingsvlaams. Maar goed, ik ben heel gelukkig met deze VN-prijs voor iemand van de VAN. Het is heerlijk eens een beloning te krijgen voor je werk als taalzorger, een bedankje, want taalzorg is in Vlaanderen een hoogst ondankbaar werk. Ik ben pessimistisch, ja. Prof. Verrept heeft in zijn toespraak aangehaald dat Vlamingen een volk van dialectsprekers zijn en heeft gesteld dat uiteraard overal dialect wordt gesproken. Met prof. Verrept zeg ik dat het dialect voor veel mensen de eigenlijke moedertaal is. Ik ben niet tegen dialect. Maar zoals hij zegt, wordt bij ons op grote schaal dialect gesproken in situaties en kringen waarin anderen dat niet doen. Verrept heeft ook gesteld dat Vlamingen een volk van tussentaalsprekers zijn. Ook hier: met hem geloof ik dat dat de ergste bedreiging voor onze taal is. Bij ons is die tussentaal veel meer verspreid en ligt ze veel verder af van de verzorgde taal. Vaak is het geen taal meer, maar een taaltje.’
Zou je niet kunnen zeggen dat die tussentaal een fase is op weg naar het Algemeen Nederlands?
‘Ik zie dat niet zo; er is sprake van slordig taalgebruik; misschien is dat wel de tijdgeest: het afwijken van de norm. Volgens mij is dat tussentaalde, het Verkavelingsvlaams, geen tussenstadium op weg naar de standaardtaal, maar is het veeleer een obstakel op weg naar goed Nederlands. Jonge Vlamingen - jonge intellectuelen, jonge politici - hebben niet meer de behoefte goed Nederlands te spreken. Misschien speelt de Vlaamse identiteit een rol: vooroordelen tegen Nederland.
Soms denk ik wel eens: ‘Ze hadden ons vroeger beter verfranst’. Onze (Vlaamse) ouders en grootouders kenden destijds - omstreeks 1900 - beter Frans dan onze jonge mensen nu Nederlands. Elke stad in Vlaanderen had een Franstalige krant. De situatie is een beetje te vergelijken met die van de Elzas.’
Dat klinkt wel heel pessimistisch allemaal...
‘Misschien heb ik een wat sombere bui. Misschien heb ik teveel het idee dat het Noorden en het Zuiden uit elkaar groeien - wat woordenschat betreft, wat uitspraak betreft. Die