dunne elite die de vreemde taal sprak en schreef (in dit geval het Frans) en de grote massa die die taal niet of slecht beheerste. Een dergelijke situatie is uitermate ongunstig voor de sociale mobiliteit. Verder is het, vanuit didactisch standpunt gezien, ongewenst wanneer het onderwijs niet in de moedertaal gegeven wordt. Ook voor hogere vormen van onderwijs is die taal het medium bij uitstek. En zoals al in het begin gesteld is: een taal functioneert ook als uitdrukking van culturele identiteit. Er is dus alle reden om op onze hoede te zijn en om op te komen voor onze eigen taal. Maar dat houdt tegelijk in dat we met respect staan tegenover minderheidstalen binnen het eigen, Nederlandse taalgebied: het Fries, de dialecten, de talen van allochtone groepen.
Ten tweede het gevaar van binnen uit. We denken hierbij natuurlijk meteen aan de vele Engelse woorden die er tegenwoordig in het Nederlands terechtkomen. Laat ik om te beginnen eerst enige ongerustheid wegnemen. Het betreft hier een heel gewoon verschijnsel: de eeuwen door heeft men uit andere talen woorden overgenomen, vaak tegelijk met de zaken waarvoor ze worden gebruikt. Ook het Nederlands heeft veel woorden ontleend, aan het Latijn, het Frans, het Italiaans, het Duits, het Engels, terwijl omgekeerd ook veel woorden aan het Nederlands zijn ontleend. Taalkundigen zien ontlening dan ook over het algemeen niet als taalverarming maar als taalverrijking. Daar komt bij dat er bij leenwoorden na verloop van tijd aanpassing aan de ontlenende taal plaatsvindt; het vreemde gaat eraf. Sommige ontleningen zijn al zo lang in het Nederlands dat ze niet meer als vreemd zijn te herkennen. Zo blijken ‘oer-Nederlandse’ woorden als kaas, boter, wal, muur, tafel, kelder, zolder aan het Latijn ontleend te zijn. En voorzover er overbodige woorden ontleend worden, blijken die vaak weer te verdwijnen. Voorbeelden daarvan zijn negentiende-eeuwse germanismen als jaarhonderd, daadzaak, omzonst, vrouwentimmer. Vaak is de invloed van een vreemde taal ook niet meer dan een oppervlakteverschijnsel: denk hierbij aan het vele Engels in de reclametaal. Een streven naar ‘taalzuiverheid’ (purisme) is dus niet echt nodig, hoewel we er mooie doorzichtige Nederlandse termen aan te danken hebben, bijvoorbeeld wiskunde, driehoek, vierkant, evenwijdig, middellijn, aftrekken, delen, termen die afkomstig zijn van de zestiende-eeuwse wetenschapper en technicus Simon Stevin. En het blijft leuk wanneer er een nieuw Nederlands woord in gebruik komt, zoals tekstverwerker voor word processor.
Ook voor hogere vormen van onderwijs is de moedertaal het medium bij uitstek.