Verrassend artikel
Het cultureel verdrag dat de Belgische en de Nederlandse regeringen op 16 mei 1946 hadden gesloten, het Belgisch-Nederlands Cultureel Verdrag, bevatte een verrassend artikel 13: ‘De Verdragsluitende Partijen zullen overleg plegen omtrent de instandhouding en uitbreiding van haar gemeenschappelijke belangen in het buitenland.’ De formulering van dat artikel was uit de pen van Julien Kuypers gevloeid, de socialistische ambtenaar die als medewerker van Camille Huysmans in 1927 al een (nooit uitgevoerd) intellectueel verdrag tussen België en Nederland voor elkaar had gekregen. Dat artikel 13 bood de Vlaamsgezinde uitvoerders van het verdrag ruimere interpretatiemogelijkheden dan het in die dagen eveneens gesloten Belgisch-Frans cultureel verdrag, dat alleen voorzag in overleg over de ‘vrijwaring van gemeenschappelijke culturele belangen in het buitenland’. Kuypers' formulering maakte Nederlands-Vlaamse samenwerking op het gebied van de gemeenschappelijke Nederlandse taal en cultuur althans theoretisch mogelijk! In de gemengde commissie waaraan de regeringen de uitvoering van het verdrag toevertrouwden, hadden trouwens naast Kuypers de notoire Vlaamsgezinde hoogleraren Emile Van Dievoet en Edgard Blancquaert zitting, naast de als Groot-Nederlands gezind befaamde Nederlanders Pieter Geyl en Jan Engelman: commissieleden die er bij hun werkzaamheden in opdracht van hun regeringen een verborgen Groot-Nederlandse agenda op bleven nahouden.
Het lukte die commissieleden nochtans jarenlang niet de Belgische en de Nederlandse overheid in het kader van het verdrag te bewegen tot een inderdaad gemeenschappelijk beleid omtrent ‘instandhouding en uitbreiding van haar gemeenschappelijke belangen in het buitenland’, m.a.w. een beleid van zorg voor de gemeenschappelijke taal en cultuur. Voor die aanvankelijke mislukking is de verklaring veelvoudig: de naoorlogse verzwakking van de Vlaamse beweging, het heropleven van een belgicistisch nationalisme, de vijandigheid van de Franstalige Belgen, het onbehagen in Nederlands openbare opinie ten aanzien van de door de collaboratie besmette Groot-Nederlandse terminologie.
En toch kreeg in die (door de bewindslieden van de beide landen in het leven geroepen) commissie de gedachte van een nauwer samengaan van de Nederlandse en de Vlaamse overheid een meer concrete en verder reikende vorm.
De nieuwe generatie die in de jaren vijftig in de Vlaamse beweging stilaan aan bod kwam, formuleerde steeds sterker het idee dat Vlaanderen voor zijn onderwijs- en cultuurbeleid politiek zelfbestuur moest krijgen: culturele autonomie.