Standpunt
Een Vlaams minderwaardigheidscomplex?
Antwoord aan Wim Couwenberg
● Raoul Bauer
In het jongste nummer van Neerlandia (2/1999) plaatst prof. Wim Couwenberg wat hij noemt ‘kanttekeningen bij Vlaamse irritaties’. Deze laatste heeft hij onder andere gevonden in mijn reactie op het door hem geredigeerde boek Nederland en de toekomst van Vlaanderen, die verscheen in de Nieuwsbrief van de Orde van den Prince (december 1998).
Volgens Couwenberg interpreteer ik de titel als ‘bevoogdend, paternalistisch en denigrerend ten opzichte van Vlaanderen’. In deze uitleg kan de auteur ‘niets anders zien dan een uiting van het historisch gegroeide wantrouwen dat in Vlaanderen in het verleden is ontstaan tegenover (...) het noordelijke deel van de Lage Landen; maar ook een uiting van wat de Vlaamse filosoof Ludo Abicht (...) het Vlaamse minderwaardigheidscomplex noemt.’
Nochtans was het er de Rotterdamse hoogleraar enkel om te doen om ‘Nederlanders te bewegen tot meer actieve interesse voor wat in Vlaanderen gaande is’. Verder moet hem nog van het hart dat de gewraakte titel in eerste instantie ontstaan is in een lezing die hij op verzoek van een Vlaams gezelschap heeft gehouden.
Laat ik vooraf duidelijk stellen dat ik geen moment twijfel aan de oprechtheid van Couwenberg. Niettemin blijf ik die titel een vergissing vinden. Ook de verwijzing naar het zogenoemde minderwaardigheidscomplex overtuigt mij niet. Ik verklaar mij nader.
De context waarin mijn reactie kadert, heft zijn belang.
Mijn kritiek betreft in geval de titel van het inleidende artikel van Couwenberg. Als auteur heeft hij de volledige vrijheid om aan zijn geschrift de vlag te geven die hij persoonlijk verkiest. Hier evenwel gaat het over een boek, verschenen onder de vleugels van de Orde van den Prince en gebruikt als basisdocument voor een ledendag waarin precies de relatie tussen Nederland en Vlaanderen centraal stond. Waarin met andere woorden onder ‘gelijken’ zou moeten worden gepraat over de manier waarop de onderlinge betrekkingen kunnen verbeteren. Tijdens een dergelijke discussie het initiatief a priori bij een van de gesprekspartners leggen of in ieder geval de indruk geven dit te willen doen, lijkt mij niet erg verstandig.
Diverse leden van de Orde en onder hen niet de minsten waren overigens reeds tijdens de voorbereidingen van de ledendag niet gelukkig met deze gang van zaken. Hun bezwaren vielen echter bij Couwenberg in dovemansoren en de titel werd als motto behouden. De ontevredenheid bleef nochtans en de Orde-president van de Wardt trachtte met sussende woorden iedereen op dezelfde lijn te krijgen. Op dat moment begon de melodie voor Vlamingen bekend in de oren te klinken. Weer eens was in functie van een of ander ‘hoger’ doel een compromis nodig! En zoals zo vaak in het verleden zetten wij ook nu weer een stap achteruit.
Evenmin nieuw is het feit dat de Vlamingen die hier moeite mee hebben, een minderwaardigheidscomplex in de schoenen geschoven krijgen. Inderdaad een reeds beproefde tactiek. In hun contacten met Vlaanderen passen onze francofone medeburgers deze al decennia toe. De dwarsliggers worden voorgesteld als mentaal benepen lieden die door stoerdoenerij hun minderwaardigheidscomplex trachten te verbergen! Jammer dat Couwenberg deze gevoeligheid - die inderdaad historische wortels heeft - niet heeft begrepen.
Het moet nochtans niet op die manier gebeuren! In mijn jarenlange contacten met Nederlandse collega's, eerst in Utrecht, maar ook daarbuiten, was en is het beeld anders. Vertrekkende van de verscheidenheid in de eenheid heb ik daar steeds een dialoog inter pares ontmoet. Enkel een dergelijke complexloze houding kan een ernstige basis vormen voor een verder gesprek, waarin niet enkel de Vlamingen, maar ook de Nederlanders de vragende partij zijn. Ik heb de indruk dat sommigen van onze noorderburen juist met dit laatste problemen hebben.
Raoul Bauer doceert cultuurgeschiedenis aan het hoger Sint-Lucasinstituut in Gent.