Relatie met het Cultureel Verdrag
De vraag naar een wijziging van het Taalunieverdrag is al vaker gesteld, maar is nu acuut, zeker in relatie met het Cultureel Verdrag. Er zijn veel redenen voor het samengaan van de twee verdragen, want ze overlappen elkaar gedeeltelijk, aldus Suykerbuyk.
Het Comité van Ministers is daar grote tegenstander van en stelt dat artikel 8 van het Cultureel Verdrag de coördinatie tussen de twee verdragen regelt, namelijk via periodiek overleg van de Commissie van het Cultureel Verdrag met de Algemeen Secretaris van de Nederlandse Taalunie. Suykerbuyk pleitte voor een meer gezamenlijke aanpak door bijvoorbeeld eenmaal per jaar het Comité van Ministers te laten vergaderen, met daarbij de ministers die bevoegd zijn op het andere domein (zaken in verband met het Cultureel Verdrag). Door de aanwezigheid van die verschillende ministers is op pragmatische wijze na te gaan wat op grond van het Cultureel Verdrag én het Taalunieverdrag verwezenlijkt is of kan worden.
Al eerder, op 16 november 1998, had de IPC unaniem een voorstel van motie van Suykerbuyk goedgekeurd waarin gesteld wordt dat het ‘wenselijk is dat de IPC jaarlijks de stand van zaken in verband met de uitvoering van het Cultureel Verdrag zou bespreken en daarbij zou nagaan in hoeverre convergentie met de activiteiten van de Taalunie wordt nagestreefd, zou onderzoeken waar er overlappingen en onduidelijkheden zijn en de passende conclusies zou trekken.’
In een reactie op die motie oordeelde het Comité van Ministers dat er voldoende middelen voorhanden zijn om tot een goede afstemming van uitvoering van beide verdragen te komen, en dat het derhalve niet opportuun is om de informatie-uitwisseling verder te formaliseren.
Tijdens de bespreking van dit standpunt op de vergadering van de IPC van 21 juni benadrukte Suykerbuyk dat uit de motie niet blijkt dat verdere formalisering nodig is. Er is volgens hem geen enkele structurele aanpassing nodig om de motie uit te voeren.
Het is aan de nieuw samengestelde IPC om erop toe te zien dat de motie ook werkelijk in daden wordt omgezet. Op die manier krijgt de Vlaams-Nederlandse samenwerking een beter gestructureerde en meer democratische grondslag.