Politiek
Over halsstarrigheid en ‘Hollandse vingertjes’
200 jaar Buitenlandse Zaken
● Kees Middelhoff
Het tweehonderdjarig bestaan van het Ministerie van Buitenlandse Zaken was aanleiding om een uiterst leesbaar boekwerk uit te geven. 200 Jaar Ministerie van Buitenlandse Zaken werd door verschillende auteurs samengesteld en is met veel fantasie uitgegeven. Neerlandia bespreekt dit boek en toont ook de visie van De Beaufort, minister van Buitenlandse zaken rond de eeuwwisseling.
De staf van het Nederlandse gezantschap te Peking in 1919, kort voor de aanbieding van de geloofsbrieven door W.J. Oudendijk.
Vanwege de herdenking van de Vrede van Westfalen is menigeen zich bewust geworden van het feit, dat de in 1648 in Münster erkende Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden maar een vreemde eend was in de toenmalige Europese bijt. Overal waren, rondom die republiek, monarchieën die zich tot absolute monarchieën ontwikkelden. Dat gold vooral voor Frankrijk.
Die wat eigenwijze plaats in West-Europa heeft er mede toe geleid, dat die Republiek pas in 1798 een eigen Ministerie van Buitenlandse Zaken kreeg. Met veel ‘Heil en Broederschap aan alle Burgers’ werd in de grondwet aangekondigd, via een volksreferendum (!), dat ‘door het Uitvoerend Bewind een Agent van buitenlandse Betrekkingen werd aangesteld op eene jaarwedde van negenduisend Guldens’, die ‘in naam des Bataafschen Volk’ zijn werk moest verrichten.