| |
| |
| |
Brieven
Met gemengde gevoelens: Lezersbrieven
‘Met gemengde gevoelens’ is bedoeld voor korte reacties op artikelen die in Neerlandia verschijnen. De maximale lengte is 25 regels, van 60 aanslagen per regel. Uitzonderingen bevestigen de algemene regel. De redactie behoudt zich het recht voor brieven te weigeren, te bekorten of te redigeren. Aan brieven zonder naam en adres van de afzender wordt geen aandacht besteed.
| |
In ander vaarwater
Het interview van Mariken Oelen met algemeen voorzitter van het ANV J.L.M. Baartmans-Van den Bogaart, gepubliceerd in Neerlandia 1998/4 onder de titel ‘In ander vaarwater’, bracht enkele pennen in beweging. Onder andere die van oud-algemeen secretaris van het ANV, Jan L.M. Kits Nieuwenkamp. U leest zijn visie op de koers die het ANV zou moeten varen, op pagina 16 van dit nummer. Terloops wijzen we erop dat het interview bedoeld was om een portret te schetsen van de nieuwe algemeen voorzitter en niet om een gedetailleerde beleidsvisie op te tekenen.
| |
Groot-Nederlandse gedachte
Lezer J. Luyckfasseel uit Beersel ontdekt geen noemenswaardige cultuurverschillen tusssen Nederland en Vlaanderen. ‘De levenswijze in beide landen is praktisch dezelfde,’ schrijft hij. Maar misschien heeft de algemeen voorzitter met cultuurverschillen wel mentaliteitsverschillen bedoeld? Voor hem zijn ze het gevolg van de politieke scheiding en niet echt significant. ‘Ze zijn eerder als gezond te beschouwen in deze tjd van vervlakking en depersonalisatie en niet hinderlijk voor onderlinge integratie, zeker niet op nationaal vlak.’
Verder is de briefschrijver van oordeel ‘dat de bevordering van de Groot-Nederlandse gedachte een essentiële doelstelling van het ANV zou moeten zijn’. ‘Willen we onze taal, essentieel element van onze cultuur en onze eigenheid, bewaren, dan is het nodig dat Nederland en Vlaanderen samensmelten. Samenwerking is niet voldoende. Andere rationele argumenten voor de symbiose van de twee landen liggen trouwens voor de hand, zowel economische als geschiedkundige en geografische.’
| |
Statuten
T. Pans, secretaris van de ANV-afdeling Mechelen, stuurt de redactie een kopie van een brief die de afdeling aan algemeen voorzitter Baartmans richtte. Op een vergadering van het afdelingsbestuur kwam Baartmans' uitspraak over de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen aan de orde. ‘Culturele integratie is in de ANV-statuten opgenomen en moet worden verdedigd. Dit verwachten wij van onze voorzitter,’ wordt in de brief, ondertekend door afdelingsvoorzitter A. Jongboet-Stoop, gesteld. ‘De vergadering was helemaal niet blind voor uw strijdbare inzet voor vruchtbare vormen van samenwerking. Ze opperde dat uw voor ons onverwachte situering van de culturele integratie moet worden beschouwd als een keuze voor een pragmatische benadering tegenover ideële scherpslijperij. Wellicht dacht u tijdens het gesprek aan wat anders dan aan de inhoud van de statuten die “de bevordering van de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen” als doel omschrijft.’
| |
Masochistisch gezanik
Ook Neerlandia 98/5 wekte de ergernis van J. Luyckfasseel op. Of beter: hij vindt het nummer ‘in zijn geheel zeer goed’, maar heeft het moeilijk met het artikel ‘Buren en de mythe van de verloren eenheid’, een verslag van de jongste academische zitting van de ANV-afdeling der beide Limburgen. ‘In de geledingen van het ANV blijft men blijkbaar verder doorbomen op de cultuurverschillen tussen Nederland en Vlaanderen. Ik denk dat het hoog tijd is aan dit gezanik, op de rand van het masochisme, een eind te maken,’ schrijft hij en maakt brandhout van de zeer summier weergegeven ‘concepten’ van cultuuronderzoeker prof. G. Hofstede die prof. J. Soeters in zijn referaat toelichtte. ‘Met alle respect voor de geleerde professoren: hun bevindingen zijn uit de tijd en houden geen steek,’ vindt hij. Zijn commentaar bij de diverse concepten is dat er te weinig rekening gehouden wordt met de evolutie die Vlaanderen de jongste halve eeuw meemaakte.
Ook Brakke Grond-directeur Guido Vereecke krijgt ervan langs. Hoewel hij ‘een tamelijk genuanceerd oordeel over de cultuurverschillen’ uitspreekt, belt ook hij aan de verkeerde deur: die van Hofstede. ‘Hij is naast de kwestie als hij de verloren eenheid een mythe noemt. (...) Guido
| |
| |
Vereecke gaat helemaal uit de bocht, wanneer hij smalend spreekt over het gemeenschappelijk verleden van de Nederlanden, alsof daar enige twijfel over kan bestaan. Waarom zou hij zich niet wat verdiepen in de kennis van deze interessante geschiedenis? Men zou van hem als zaakgelastigde voor de toenadering tussen Nederland en Vlaanderen kunnen verwachten dat hij, bij een volgende gelegenheid, als onderwerp “de mythe van de cultuurverschillen tussen Nederland en Vlaanderen” behandelt!’
En dan geeft lezer Luyckfasseel ‘als overtuigd Europeeër en ervan uitgaand dat Vlaanderen zijn onafhankelijkheid verwerft’ zijn eigen standpunten.
■ | ‘Politiek gescheiden zijn Nederland en Vlaanderen maar zwakke broertjes in de Europese Unie, waar Duitsland en Frankrijk de lakens uitdelen.’ |
■ | ‘De huidige verschillen tussen Nederland en Vlaanderen zijn toe te schrijven aan de politieke scheiding en de van elkaar afwijkende wettelijke en administratieve structuur die daaruit voortvloeide. De cultuurverschillen tussen beide landen die sommigen menen te ontdekken, zijn van weinig betekenis en zouden de integratie niet in de weg staan.’ |
| |
Belgisch Nederlands
De argumentatie voor Belgisch Nederlands van taalraadsman Ruud Hendrickx in Neerlandia 1998/5 klinkt in de oren van lezer H. Keersmaekers (excuses als we de naam niet goed lezen) uit Boechout zwak. Hij ziet liever Vlaams Nederlands. ‘Blijkbaar is het allemaal te doen om toch maar weer eens België te gebruiken nu BRTN moest worden veranderd in VRT.’ Hij hoopt dat de Taalunie werk maakt van ‘de juiste benaming’ en Belgisch Nederlands stopt.
| |
Geen geweld aandoen
Voor wie haar soms geweld aandoet’, was ooit de titel van een taalrubriek van dr. Mare Galle bij de Vlaamse openbare omroep BRT. Uiteraard ging het bij Galle om het Nederlands. Maar ook andere talen mogen geen geweld aangedaan worden. In Neerlandia 1998/5 werd brutaal omgesprongen met het Frans. Foei dus. Simone Vanfraechem-Cleeren uit Merelbeke wijst ons - zeer terecht - terecht. Een Franse maagd is vrouwelijk, dus: la vierge noire. We gaan er maar van uit dat Karel Appel dat wél wist. En de liefde, in het Frans, is dan weer mannelijk. Dus moest er in het levensverhaal van zuster Leontine staan: ‘L'amour n'est vrai que quand il se donne.’
| |
Ein deutsches Herz
Het ‘ben ick van Duytschen bloed’ in het Wilhelmus, en de interpretatie van dr. Els Ruijsendaal in haar artikel in Neerlandia 1998/5 (kaderstukje op pagina 16), is voor lezer J.A. Marsman aanleiding voor een lange en boeiende beschouwing. Nee, zegt hij, die enkele woorden geven hoogstwaarschijnlijk niet aan dat de prins hiervandaan kwam. Hij constateert dat ook vandaag de dag nog veel Duitsers het er moeilijk mee hebben dat ze in het buitenland Duitsers worden genoemd. ‘Nu zijn het niet de vele Duitse staatjes meer, maar toch voelen ze zich Saksers, Hessen, Schwaben of Sauerlanders en noem maar op. Of ze noemen de landstreek waar hun Heimat is. Ze komen uit het Schwarzwald, uit Mecklenburg of uit de Eifel.’
Hij haalt er een Duitser bij, geboren in Keulen op 24 juni 1592, die van zichzelf vond dat hij ein deutsches Herz had. Het betreft Freiherr Johann Adolf Wolff genannt Metternich zur Gracht. Die schreef in 1658 in zijn dagboek de Wahlspruch op: Alter Glaub und deutsches Herz. Een gedeelte van dat dagboek werd in 1986 door Karl Stommel bewerkt. De bewerker lichtte de zinspreuk als volgt toe. ‘En wat hij met deutschem Herzen bedoelde, laat zich niet duidelijk maken met ons taalgebruik over Nation en Nationalgefühl. Johann Adolf Wolff Metternich diende 34 jaar lang aan Duitse vorstenhoven en was toch deutsch, dat betekent keizerlijk gezind. De keizer was in zijn gedachtegoed gebonden aan de hoogste beschermer van recht en wet. Hij had over de keizerlijke macht en het keizerrijk een vergelijkbaar geïdealiseerde opvatting als tweehonderd jaar later de geschiedenisschrijvers van de romantiek zouden hebben.
| |
Rijksgedachte
Zijn sympathie voor de rijksgedachte en het keizersideaal sloot echter niet uit dat hij zijn plicht vervulde aan meerdere vorstelijke hoven. Reeds als jonge man stelde hij aan de hand van het bestuderen van oude akten en oorkonden van zijn voorouders vast dat zijn voorouders - zowel van moeders- als van vaderszijde - al meer dan driehondeerd jaar de keizers en de Keulse aartsbisschoppen en keurvorsten gediend hadden. (Vertaling van lezer Marsman.)
Voor lezer Marsman geeft deze verklaring van deutsches Herz weer wat in het Wilhelmus bedoeld is met ‘van Duytschen bloed’. Het eerste couplet vertelt dus hoe prins Willem van Oranje rechtvaardigde dat hij de keizer trouw bleef, ondanks het feit dat hij op de Dillenburg geboren werd als de oudste zoon van de graaf van Nassau-Dillenburg, waardoor hij op elfjarige leeftijd als onderdaan van de Duitse keizer deze toestemming moest vragen om de erfenis van zijn neef te mogen aanvaarden. Keizer Karel V gaf hem die en zo was Willem én onderdaan van de Duitse keizer én souvereine prins. Als ‘prince van Oranje’ was hij niet ‘van Duytschen bloed’ maar wel ‘vrij en onverveerd’. Karels zoon Philips II werd geen keizer, maar landsheer over de Nederlanden en ‘koning van Hispanje’. Willem rebelleerde tegen de manier waarop Philips de Nederlanden bestuurde. Hij wierf troepen aan en verzekerde hen dat ze niet tegen hun keizer Maximiliaan II opstonden. Hij wilde Philips wél als koning van het Spaanse rijk erkennen: ‘den koning van Hispanje heb ik altijd geëerd’.
| |
| |
| |
Wilhelmus niet te zingen
Hetzelfde artikel over het wel en wee van het Wilhelmus deed ook remonstrans emeritus-predikant J.W. Schneider uit Hilversum naar de pen grijpen. Hij komt tot de conclusie dat dichter Ad den Besten maar een nieuw volkslied moet maken.
‘Van tijd tot tijd en vooral bij internationale sportevenementen kan men de klacht vernemen dat het Wilhelmus zo slecht gezongen wordt. De vraag rijst of het zin heeft hierin verbetering na te streven. Els Ruijsendaal komt, in een overigens prachtig artikel over het Wilhelmus, tot de slotsom dat het “zonder moeite” het volkslied kan zijn en blijven. Mijns inziens heeft het geen zin de eerste strofe als nationaal volkslied te zingen. Om misverstanden te voorkomen: ik beschouw het Wilhelmus als een indrukwekkend gedicht, een schitterende verdedigingsrede en een krachtige geloofsbelijdenis ten overstaan van God en van vriend en vijand. In deze eerste strofe stelt Willem van Nassau, de prins van Oranje, zich voor. Het is onmogelijk en heeft ook geen enkele zin dit na te zingen. Daarom was het ook zo dwaas toen men na de oorlog de woorden “ben ik van Duitsen bloed” wilde vervangen door “ben ik van Dietsen bloed”, alsof de prins niet in een der Duitse landen geboren was.
In het bijzonder de zesde en de laatste strofe, ofschoon ook in de ik-vorm, lenen zich veel beter voor een nazingen door wie zich met de godsdienstige overtuiging die hierin uitgedrukt wordt, kan vereenzelvigen. Dit is voor een groot deel of misschien zelfs de meerderheid van de (Noord-)Nederlanders niet (meer) het geval.
Wij verkeren dus in bijna dezelfde situatie als de Russische Federatie. Daar heeft men in 1991 een melodie van Glinka ingevoerd, maar een passende tekst ontbreekt nog. Dat lijkt mij nog altijd beter dan bijvoorbeeld de afschuwelijke tekst van de Marseillaise te moeten zingen.
De enige oplossing die ik zie is het verlenen van een regeringsopdracht tot het maken van een nieuw volkslied aan de dichter Ad den Besten, die een proefschrift heeft gewijd aan het Wilhelmus en die bovendien bewezen heeft een uitstekend dichter van kerkliederen te zijn. Maar dat laatste is waarschijnlijk geen aanbeveling in een levensbeschouwelijk verdeeld land.
Zo blijft “Hup, Holland, hup! Laat de leeuw niet in z'n hempje (of: hempie?) staan!” voorlopig het hoogtepunt van wat Noord-Nederlanders nog samen zingen!’
| |
Banden met de achterban
Lezer P.M. Vrijlandt uit Rotterdam stuurt een aantal opmerkingen bij zeer uiteenlopende zaken. ‘Het is tekenend dat door een rubriek “Ingezonden brieven” de interne meningsvorming sterk verbeterd kan worden,’ schrijft hij. ‘Neerlandia van december 1998 geeft een mooie discussiemogelijkheid. De volgende punten zouden wat mij betreft de aandacht moeten krijgen. Negen van de twaalf redactieleden zijn mij onbekend. Het zou goed zijn wanneer zij zich eens zouden voorstellen. Dit voorstel is reeds gedaan bij een vorige algemene ledenvergadering. Hetzelfde geldt voor het bestuur en de leden van een groot aantal commissies. De achtergrond van de leden bepaalt immers hun voorstellen. Ook zou het goed zijn als hun adressen aan de leden bekend zijn. Men kan dan direct contact met hen opnemen, zoals ook met de politici het geval is. Het ANV kent een groot aantal heuglijke gebeurtenissen. Vroeger werden deze bekendgemaakt, zodat de leden acte de présence konden geven. Nu zijn daar praktisch alleen “prominenten” aanwezig. Ook in de achterban zijn leden van hoog niveau.’
Hij vervolgt zijn brief met (ook) een opmerking over het artikel over het Wilhelmus. ‘In de beschouwingen over het Wilhelmus viel ons op dat niet gemeld werd dat in Vlaanderen bij gelegenheid het zesde couplet van het volkslied gezongen wordt en niet het eerste. Ongetwijfeld heeft dit een maatschappelijke reden, zoniet een politieke! In Nederland kent men het prachtige Vlaamse volkslied veel te weinig!’
Hij besluit zijn brief met een kanttekening bij de Visser-Neerlandiaprijzen. ‘Bepaald contrair was de uitreiking van twee VN-prijzen: die aan het Vlaams Komitee voor Brussel en die aan pater Johan Leman. De eerste is in tegenstelling tot de tweede tegen het stemrecht voor Europeanen, tegen het migrantenstemrecht en tegen naturalisatiewetgeving, voor een leefbaar Brussel en tegen een explosieve groei van de stad zoals van een Washington, een Tokyo. Het zou dezer dagen politiek correct zijn flaminganten denigrerend voor te stellen als tegendraads. Open discussie, zoals vroeger, moet ook hier niet geschuwd worden.
Tot slot wil ik opmerken dat de oprichter van de Visser-Neerlandia-prijs, mr. Visser, zelf aan de criteria die hij stelde (goed gedrag, karakter en volharding in moeilijke omstandigheden) zoals ik uit Neerlandia begrepen heb, meer dan beantwoord heeft.’
| |
Proefschrift Kluiver
Lezer Renaat Lesneuck uit Antwerpen heeft lovende woorden voor Neerlandia en informeert naar de uitgever van het proefschrift De souvereine en independente staat Zeeland van dr. J.H. Kluiver, dat Kees Middelhoff in het vorige nummer heeft besproken. We hadden de bibliografische gegevens inderdaad niet bij het stuk gepubliceerd. Bij dezen maken we dat verzuim goed. Uitgeverij De Zwarte Arena, Middelburg, ISBN 90-804263-1-8.
| |
Noot van de redactie
De nieuwe leden van het ANV-hoofdbestuur sinds juni 1998 hebben zichzelf voorgesteld in Neerlandia. Lezers die de redactie of een van de redacteuren iets te zeggen hebben, kunnen hun brief naar een van de kantoren sturen.
|
|