‘Onderwijzer’ Wilmots
Eerst volgde een groet uit het buitenland, door dr. Agata Kowalska-Szubert van de universiteit van Wroclaw in Polen. Bescheiden wees ze erop dat ze ‘tweede keuze’ was - dr. Olga Krijtova was verhinderd - en dat ze prof. Wilmots ‘slechts’ sinds 1990 kende. ‘Vanuit een extramuraal standpunt’ wilde ze proberen iets aan de overwegingen van de andere sprekers toe te voegen. Ze deed het kort en krachtig, met veel gevoel voor humor. Eerst vertelde ze wat precies ‘de rode Wilmots’ is. Het blijkt een leerboek Nederlands voor beginners te zijn, van de hand van Wilmots, en zo genoemd omdat de letters op de omslag rood zijn. Ze wees erop dat Wilmots, doordat hij reeds in de jaren zeventig naar landen - toen nog - achter het IJzeren Gordijn reisde, in Vlaanderen verdacht werd van socialistische of communistische sympathieën. Verder loofde ze zijn grote inzet voor de neerlandistiek én zijn warme aandacht voor mensen. ‘Zijn enthousiasme en engagement hebben in grote mate bijgedragen tot de ontwikkeling van de Oost- en Midden-Europese centra voor neerlandistiek: eerst in Leipzig, en later ook in andere steden en staten.’ En verder: Wilmots doet neerlandici in Oost- en Midden-Europa in Sinterklaas geloven, hij kan toveren en zijn dagen duren veel langer dan 24 uur.
De waardering voor Wilmots in het buitenland kwam tot uitdrukking in enkele onderscheidingen. Hij nam ze in ontvangst ‘met charme, want hij weet net zo goed als wij het weten: hij heeft het allemaal dubbel en dik verdiend, precies zoals de Visser-Neerlandiaprijs die hij straks zal krijgen,’ aldus de Poolse neerlandica.
Ook rector prof. Henri Martens, ‘hoofdonderwijzer van Diepenbeek’, huldigde ‘onderwijzer’ Wilmots. Of beter: ‘Hij wou graag en met veel vriendschap getuigenis afleggen over de verdiensten van Jos Wilmots.’ Hij noemde de laureaat een cultureel ambassadeur voor de Nederlandse taal en cultuur, voor Vlaanderen maar ook voor de regio Hasselt-Diepenbeek en zijn universiteit. Wilmots' creatieve loopbaan was gekenmerkt door ‘een zeldzame combinatie van degelijkheid en speelsheid’. Die combinatie was wellicht ook het geheim achter het succes van de zomercursussen die Wilmots jaar na jaar op de Diepenbeekse campus organiseerde. Naast de bekende Internationale Zomercursus Nederlandse Taal en Cultuur liep er ook een tijdje een Zomercursus Talen. Omdat voor veel gezinnen taalcursussen in het buitenland onbetaalbaar waren, haalde Wilmots het buitenland naar Diepenbeek.
Een cultureel ambassadeur is niet alleen de promotor van zijn cultuur in het buitenland, hij draagt ook bij aan de ontwikkeling van die cultuur. En dat deed Wilmots, als lesgever én als taalkundige, aldus de rector. ‘Bovendien staat hij bekend als een immer aanspreekbaar mens, een streng maar welhaast vaderlijk begeleider van eindverhandelingen, en meer dan eens - bij conflicten of dreigende pannes - als redder in de nood.’
Wilmots is één van die taalkundigen die zich meer met fundamenteel dan met toegepast taalonderzoek bezighouden. ‘Wilmots heeft zijn onderzoeksvragen tot een soort levenshouding gemaakt,’ zei Martens. ‘Altijd en overal doet hij zijn veldwerk: zijn waarnemingen over hoe taal ge- en misbruikt wordt.’ De rector vertelde dat prof. Wilmots wel moest ingrijpen toen hij bij een fotokopieerapparaat de mededeling las: ‘Voor papier en technische problemen wendt u zich tot het secretariaat.’ Wilmots heeft op dat vlak nooit iemand gespaard, maar ook nooit iemand gekwetst.