het een baan die een bijzonder grote terughoudendheid vereist. Je staat permanent op het publieke forum en iedere stap die je zet moet je derhalve goed wikken en wegen. ‘Maar je moet daar niet over klagen. Niemand is verplicht om het te doen. Je wordt het niet tégen je zin.’
U hebt er nu wel mínder zin in. Waarom?
‘Omdat ik het al eens gedaan heb. Het zit in de opbouw van een politieke loopbaan. Je gaat ervoor. Ik móét die ambitie hebben. Ik kan de mensen toch niet vragen voor me te stemmen en tegelijkertijd zeggen dat ik geen minister wil worden? Ik bekijk een en ander ditmaal echter met meer afstand en relativering dan de vorige keer.’
Hebt u een voorkeur voor een bepaald departement?
‘Misschien wel, maar ik heb geleerd dat het beter is dat vooraf niet te zeggen. Doe je dat wel, dan betekent dat dat je het zeker niet krijgt.’
U blijft ook nog aan de universiteit verbonden?
‘De afspraak met vorige partijvoorzitters was, dat als ik zou moeten kiezen tussen politiek en universiteit, ik met politiek zou stoppen. De universiteit kost mij twintig uur per week, niet meer. Die twintig uur zijn voldoende voor de twee vakken die ik doceer aan de studenten eerste en tweede kandidatuur rechten: inleiding tot het publiek recht en grondwettelijk recht. Ik kan aan de universiteit natuurlijk ook veel van mijn ervaring gebruiken.’
Sommigen noemen u mediageil...
‘Wie een actieve politiek voert, komt automatisch in het nieuws. Ik zoek dat niet echt op. Als minister van Binnenlandse Zaken was ik aanspreekbaar en gaf ik een eigen mening, omdat ik vond dat dat moest. Het stoort me niet dat ze me mediageil noemen. Ik kom graag in de media. Dat is een onderdeel van de democratie. Deel je als minister niets mee, dan communiceer je niet. Kom je op televisie, dan roepen ze: daar is hij weer! Als je op Binnenlandse Zaken een actief en doorzichtig beleid voert en je mening geeft, is het evident dat je vaak op de buis komt.’
Komt er na de verkiezingen een nieuwe ronde staatshervorming?
‘Daar ben ik niet zo zeker van. Het zal ervan afhangen of het moet of niet. Of je met twee traditionele politieke families een regering kunt vormen of niet. Na verkiezingen worden er stemmen geteld en die bepalen het aantal zetels. Nu wil ik de eerste partij zien die vijf maanden nadat ze in de euro stapte, zegt: de economische en sociale politiek schuiven we nu opzij, we wachten met een regering tot we de staatshervorming hebben gerealiseerd. Na twee maanden roept er wel iemand dat we het land niet langer stuurloos kunnen laten en alvast moeten beginnen met regeren. Het hangt van de verkiezingsuitslag af of je met twee partijen een meerderheid kunt vormen. Kan dat, dan komt er volgens mij maar heel weinig staatshervorming. En dit is géén ideologische opstelling.’
Wallonië loopt niet over van enthousiasme voor een nieuwe staatshervorming.
‘Je kunt langs Vlaamse kant zeggen: we gaan er over praten. Dat is de stomste strategie. De Franstaligen deden dat in 1993, toen ze per se wilden praten over hun onderwijs. Dat was niet verstandig. De Vlamingen, die het niet nodig hebben, zeggen nu: we willen per se over de staatshervorming praten. Het zou beter zijn een aantal bevoegdheden te herschikken, maar Vlaanderen gaat niet ten onder als er geen staatshervorming komt.’
U bekijkt de hele zaak nogal mathematisch.
‘Dat is de laatste jaren in Vlaanderen altijd zo geweest. De vraag is of de CVP na haar grote discours nog terug kan. Dit is geen discussie meer zoals in 1993. Toen ging het over het doorlopen van een proces. Je wist waar je aan begon en je wist min of meer waar je uitkwam. Als je nu begint, gaat het om iets nieuws. Dan begin je aan het confederaal model en je weet dan niet waar je eindigt. Ik denk dat de Franstaligen wel in een confederaal model geïnteresseerd zijn, maar dan hún versie ervan en die is heel anders dan de onze. In zo'n model zijn de negentien Brusselse gemeenten een onderdeel van de confederatie en niet meer iets dat een akkoord is tussen Vlamingen en Walen.’
Wat denkt u over de faciliteitengemeenten en de politiek ter zake van uw partijgenoot minister Peeters?
‘We zullen zien of hij zijn visie wettelijk overeind kan houden. Er is veel discussie of je nu ieder jaar een aanvraag moet indienen dan wel één enkele keer. Peeters weet ook niet of het juridisch allemaal klopt. Dat zal de Raad van State moeten uitmaken. Het territorialiteitsbeginsel is een essentieel onderdeel van een federale staat. Zolang de Franse gemeenschap dat niet aanvaardt, kun je nooit tot een communautaire vrede komen. Het is vreemd dat ze dat niet begrijpen.’
U bent niet zeker dat de visie van Peeters juridisch de juiste is?
‘We moeten ons bij de uitspraken van de Raad van State neerleggen. Mijn partij heeft dat ook altijd zo gezegd. Als de Raad van State Peeters ongelijk geeft, dan zullen we de zaak veranderen. We passen de wet toe.
Dat zou betekenen dat de faciliteiten in die zes randgemeenten veel sterker blijven. Er is geen meerderheid te vinden - ook niet bij de Vlamingen - om de taalwet te wijzigen. Die wet legt immers én de taalgrens vast én het territorialiteitsbeginsel.’
Hoe ziet het beeld van België er volgens u in het buitenland uit na Agusta en Dutroux?
‘Toen ik vorig jaar naar New York ging - ik was toen net minister af - ontmoette ik er weinig mensen die België kenden. Ze kenden Jean-Claude Van Damme. België is er wellicht gekend voor zijn chocolade en voor Van Damme, en verder denken ze dat België een provincie van Brussel is, en Brussel de hoofdstad van Europa.
Daarenboven hebben alle andere landen vergelijkbare fenomenen gekend. Ons land is veel te klein om zo'n schandaal te verwerken. Dat is alles. Frankrijk kende zijn eigen Dutroux-historie, maar in een groot land wordt zoiets vlugger geresorbeerd.’