Een heuse tegenmacht
De Parti Socialiste heeft haar tentakels over heel Wallonië uitgespreid.
Het gerechtsgebouw in Luik. Van hieruit begon onderzoeksrechter Ancia in de PS-krabbenmand te grabbelen. (foto: Guido Logie)
Vanuit de industriële bassins in Luik, Charleroi en de Borinage had de socialistische beweging zich ontwikkeld als antwoord op het wilde kapitalisme van de negentiende eeuw, dat met de explosie van de staal-, steenkool- en wapenindustrie Wallonië in zijn macht had. De socialisten bouwden een heuse tegenmacht uit, door zowat alle politiek belangrijke bolwerken in handen te krijgen. Dit ging van de gemeente, de huisvestingsmaatschappijen, en de machtige intercommunales tot het onderwijs, de provincie en de administratie. In de loop der jaren was het ‘cliëntelisme’ er schering en inslag geworden: om aan de bak te komen, van poetsvrouw tot directeur-generaal, was een lidkaart van de PS een must. Vooral op de oost-west-as tussen Charleroi en Luik stonden de socialisten zeer sterk. Aan het einde van de jaren tachtig was er slechts één gemeente - Verviers - waar de PS niet mec aan de macht was. In streken als Henegouwen haalde de PS moeiteloos tachtig procent van de stemmen... Die almacht was mede gegroeid, doordat de PS erin geslaagd was de restanten op te slorpen van de communistische beweging én van het Waalse nationalisme. De Voerense herrieschopper José Happart beleefde als ‘Monsieur Wallonië’ op een PS-lijst triomfen bij de verkiezingen. De partij schroomde ook niet om zonder veel scrupules gebruik en soms misbruik te maken van haar macht. De topfiguren van de PS waren dan ook echte caïds die carrières konden maken of breken.
Welhaast geruisloos vergleed de PS naar een heuse krabbenmand, waarin persoonlijke rivaliteiten of subregionale tegenstellingen (Luik versus Charleroi) de partij ernstig verdeelden. Vandaar dat de partijvoorzitter (‘le patron’ of ‘le chef’) een