Duitse museumwereld
Een ander veelgehoord argument is dat men de catalogi speciaal in het Engels uitgeeft voor de internationale vakwereld. Ook dit lijkt betwistbaar. Immers, de oplage van de internationale vaktijdschriften is gering, wanneer men die met die van tentoonstellingscatalogi vergelijkt. Men kan zich bovendien afvragen of alle, meestal zeer uitgebreide, tekstbijdragen in deze catalogi van wezenlijk belang zijn voor de vakliteratuur. En bereikt men met wetenschappelijke teksten in een catalogus wel het grote publiek dat men op het oog heeft?
En de vakmensen? Enkele jaren geleden was er in Utrecht een tentoonstelling over middeleeuwse Nederlandse miniatuurkunst, waarbij een Engelstalige catalogus verscheen. Kennelijk werd een groot gedeelte van het internationale publiek en van de vakwereld hiermee niet bereikt. Een Duitse uitgever zag er namelijk brood in ook een Duitstalige catalogus op de markt te brengen.
Vast staat inmiddels dat de Duitse musea de Nederlandse argumentatie voor Engelstalige catalogi óf niet hanteren óf aanmerkelijk minder belangrijk vinden. En dat terwijl men toch mag verwachten dat ook Duitse kunsthistorici in de internationale vakliteratuur willen publiceren.
Uit de vergelijking met Duitsland is dus grosso modo af te leiden dat bij de argumentatie van de Nederlandse musea veel vraagtekens te plaatsen zijn. Maar er zijn ook financiële argumenten aan te voeren. Wegen de extra kosten voor vertalingen en tekstaanpassingen wel op tegen de ver-