[Nummer 2]
Vooraf
13 juni: de moeder van alle...?
● Guido Logie
13 juni wordt de moeder van alle verkiezingen, hoorde ik onlangs op de buis, met betrekking tot de aanstaande stembusgang van de bewoners van ‘het katholieke koninkrijk aan de Noordzee’. Sinds de Golfoorlog is de uitdrukking ‘de moeder van alle...’, althans in Vlaanderen, nogal populair.
Wordt 13 juni inderdaad de moeder van alle verkiezingen? De kiescampagne verloopt vooralsnog kalm, om niet te zeggen mat. Eén van de opmerkelijkste feiten tot nog toe was de uitval van premier Jean-Luc Dehaene naar extreem-rechts. Hij die zich altijd onthoudt van commentaar op partijen, liet op hemelvaartsdag, in een rede ter gelegenheid van het feest van de Christelijke Arbeidersbeweging, horen dat stemmen voor extreem-rechts antidemocratisch is en de weg kan effenen voor ‘een sterke man’, een dictatuur dus. Maar verder? De partijen hebben, zoals het hoort, de bevolking met hun verkiezingsprogramma verblijd. Men hoeft bepaald geen politicoloog te zijn om te constateren dat één thema in alle programma's opduikt: dat van de welig tierende criminaliteit en de daaruit voortvloeiende onveiligheid van de burger. Iedere zichzelf respecterende partij heeft een ‘veiligheidsplan’. Men voelt daarbij duidelijk de hete adem van extreem-rechts in de nek voor wie de onveiligheid, naast de problematiek van de vreemdelingen, hét thema bij uitstek is om stemmen binnen te halen. ‘Baas in eigen straat, in eigen staat, in eigen land,’ zegt een folder van het Vlaams Blok. (Ter vergelijking, in een folder van de liberalen heet het: ‘Veiligheid van straat tot staat’). Toch is de onveiligheid geen specifiek Vlaams of Belgisch probleem. Andere landen hebben er net zo goed mee af te rekenen.
De moeder van alle verkiezingen? Er is de voorbije jaren in België nogal wat gebeurd. Anders gezegd: Dehaene en zijn ploeg hebben bepaald geen geringe stormen doorstaan. De Agusta- en Dassault-affaire, kindermoordenaar Marc Dutroux, de Witte Mars, de ontsnapping van Dutroux, de anti- of de a-politieke tendensen, de zogeheten nieuwe politieke cultuur... Uit de stembusuitslag van 13 juni zal in elk geval blijken in welke mate België de traditionele partijen de rug toekeert en nieuwe omarmt. Ook zal duidelijk worden of de liberalen uit die gebeurtenissen voldoende garen zullen kunnen spinnen om eindelijk de oppositie in te ruilen voor regeringsdeelname.
Uit de verkiezingsuitslagen moet eveneens duidelijk worden, of er uiteindelijk weer zal worden gepraat over een verbouwing van de Belgische staatsstructuur. Het economisch welvarende Vlaanderen is vragende partij. Het ervaart bij tijd en wijle het federale keurslijf als te knellend, en het minder welvarende Wallonië als een blok aan het been. De Franstalige politici daarentegen hebben te kennen gegeven dat er voor hen geen sprake kan zijn van een nieuwe ronde staatshervorming. Ze roepen iets té gretig dat de Vlaamse partijen het Vlaams Blok achterna holten en brandmerken, alweer iets té gretig (té gortig?), de Vlaamse minister-president als een Gauleiter. Dat gekrakeel leidt alvast de aandacht van de kiezers af van de nietgeringe problemen in de eigen deelstaat. Het is daarenboven niet ongewoon in de politiek dat er ná de verkiezingen een heel andere taal gehanteerd wordt dan ervóór. Als de macht lonkt...
En dan is er (het probleem) Brussel. Welke score zullen de Vlamingen daar behalen? Brussel was ooit een Vlaamse stad, maar is het nu niet meer. Brussel is de enige echt multiculturele stad van België geworden, overwegend Franstalig, maar het Nederlandstalig onderwijs is er succesvol: 22 procent van de kinderen gaat er heen. ‘Sinds tien jaar neemt de schoolbevolking van het Nederlandstalig onderwijs gestadig toe, door een groeiende belangstelling bij anderstalige Brusselaars. Steeds meer mensen gaan het belang inzien van de kennis van het Nederlands om een plaats te veroveren op de arbeidsmarkt. Deze trends hebben meer belang dan het tellen van stemmen en zetels, waartoe men zich in deze periode te gemakkelijk laat verleiden,’ aldus dr. Rampelberg op de uitreiking van de Visser-Neerlandiaprijs aan het Vlaams Komitee voor Brussel, waarvan hij voorzitter is.
Het is van kapitaal belang dat Vlaanderen Brussel niet als een vijandige stad beschouwt, dat Vlaanderen blijft erkennen dat de Vlaamse aanwezigheid in de Vlaamse, Belgische, Europese hoofdstad zo sterk mogelijk moet zijn.
‘Ook economisch is Brussel zeer belangrijk voor Vlaanderen, en als Europees en internationaal centrum kan het enorm veel betekenen voor Vlaanderen. De Vlaamse regering kan voor alle gemeenschapsaangelegenheden initiatieven nemen. Misschien moeten we nog actiever en assertiever op dit terrein aanwezig zijn,’ zegt Brigitte Grouwels, minister voor Brusselse aangelegenheden.
De achillespees voor de Brusselse Vlamingen blijft nog altijd de zo goed als onbestaande deelname aan het bestuur op gemeentelijk vlak. Een doorgewinterd en wijs politicus als Herman Suykerbuyk stelde in Neerlandia 1998/4: ‘De eigenlijke macht in Brussel ligt voor een groot gedeelte in de banden van de negentien burgemeesters met hun negentien administraties.’ Juist daar hebben de Vlamingen niets te vertellen. Hoe het er aan toegaat, moge blijken uit het verhaal van Marianne Vincent, de tweetalige schepen uit Watermaal-Bosvoorde die uit onvrede met het extremisme van haar partij, overstapte naar de CVP.