Dr. Dorothea VAN ZYL
Dr. Dorothea Van Zyl is sinds 1984 docente van het departement Afrikaans en Nederlands aan de universiteit van Stellenbosch. In de zeventiger jaren heeft zij haar doctoraal behaald aan de Rijksuniversiteit Utrecht en in 1996 haar doctorsgraad verworven aan de Universiteit van Zuid-Afrika over de Overredingsstrategieën in de historische romans van S.J. Du Toit en André P. Brink. Intussen heeft ze aan verschillende universiteiten gedoceerd, o.a. in Johannesburg, Bloemfontein en Wes-Kaapland in Zuid-Afrika. In Stellenbosch geeft zij onder meer cursussen in Afrikaans proza, drama, mediakunde en moderne Nederlandse poëzie. Zij is thans bezig met een mediakundegids en een bloemlezing van moderne Nederlandse gedichten voor universitair gebruik samen te stellen.
Van Zyl is in Zuid-Afrika betrokken bij activiteiten ter bevordering van het Afrikaans, zoals de organisatie van literaire reizen, letterkundecursussen enz. Als vice-voorzitter van de Zuid-Afrikaanse vereniging voor Neerlandistiek en van Nawerk (Nederlands-Afrikaanse Werkkring)is zij actief betrokken bij verschillende projecten ter bevordering van de samenwerking tussen Nederland, Vlaanderen en Zuid-Afrika.
Het Nederlands kwam voor het eerst onder vuur toen de Britten de Kaap overnamen in 1806. Dwang werkt tegenproductief leert de geschiedenis ons. Door de invoering van het Engels in de scholen, kerken, gerechtshoven en bij de overheden ontstond de Eerste Afrikaanse Taalbeweging, ‘Die Genootskap van Regte Afrikaners’ en het Afrikaans won steeds meer aan populariteit in brede kring. Toch stond het Nederlands nog zwak ten opzichte van het Engels omdat enerzijds de hogere klassen vaak een negatieve houding hadden en anderzijds omdat de machtige wereldtaal, het Engels, de taal was van de staat, de handel en het onderwijs. De afgelegen bevolking bleef echter Afrikaanssprekend.
Na de Tweede Vrijheidsoorlog waren de blanke Afrikaners verslagen in letterlijke en figuurlijke zin. In 1899 vormden de Afrikaanssprekenden 2/3 van de blanke bevolking. In 1904, na de dood van 27.927 mensen in de concentratiekampen en de vestiging van Britse soldaten, waren zij gereduceerd tot de helft. Toch versterkte de oorlog het gevoel van eigenwaarde en groeiende samenhorigheid. In 1910 werden bij de Uniewording zowel het Engels als het Nederlands officiële gelijkwaardige talen. Er volgde toen een korte maar hevige overgangsstrijd tussen de voorstanders van een Nederlandse cultuurtaal en degenen die beseften dat het Afrikaans inmiddels de taal van tevelen was geworden. Onlangs verscheen een boek met het uitgangspunt dat de overgang van het Nederlands naar het Afrikaans een fout was en dat de Zuid-Afrikaners beter hadden vastgehouden aan het Nederlands. Het Afrikaans zou dan een dialect van het Nederlands geweest zijn. Velen zijn het echter met prof. Piet Paardekooper eens: hij noemt het Nederlands en het Afrikaans zustertalen, die zich beiden ontwikkeld hebben uit het zeventiende-eeuwse Nederlands.
In 1914 werd het Afrikaans boven het Nederlands verkozen als onderwijstaal en kerktaal. Sinds 1925 heeft het Afrikaans de status van een officiële taal, tot in 1983 wel nog als synoniem van het Nederlands.
De Tweede Afrikaanse Taalbeweging die na 1902 plaatsvond, was opnieuw de strijd van een bedreigd volk tegen de Britse bezetting. Jammer genoeg werd het Afrikaans, vooral na 1948, voorgesteld als een taal van de blanken. Gelukkig publiceerden ook bruine dichters, bijvoorbeeld S.V. Petersen, P.J. Philander en later Adam Small in het Afrikaans, maar ze waren in de minderheid. Interessant is wel dat we juist in de letterkunde - die vanaf het einde van de vorige eeuw internationaal erkend en gewaardeerd wordt - die andere perspectieven kunnen terugvinden. Zo schreef dr. Beyers Naudé: ‘daar word nie genoeg besef hoe Afrikaanse skrywers en digters wat verset- en protesletterkunde na vore gebring het, 'n bydrae gelewer het om Afrikaans aanvaarbaar te maak in die harte van miljoene mense wat Afrikaans andersinds sou beskou het as die taal van die onderdrukker en rassisme nie’.