Neerlandia. Jaargang 103
(1999)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina D18]
| |
Muzikale volkscultuur van spelende kinderen in Vlaanderen
| |
Kinderen spelen en zingen niet meer!?In de wereld van de volwassenen is vaak te horen dat het computertijdperk het traditionele kinderlied heeft weggedigitaliseerd. Van de speelplaatsen zouden de volkse spelvormen compleet verdrongen zijn door koning voetbal, en kinderen zouden alleen nog maar oog hebben voor gecompliceerd en vaak relatief duur elektronisch speelgoed. Het grote succes van de voetbalsport en de computerspelletjes valt zeker niet te ontkennen, maar tegelijkertijd levert volkskundig veldwerk naar eigentijdse kinderspelcultuur aardig wat bewijzen om te stellen dat onze spelende kinderen zich nog steeds op een originele, creatieve en muzikale manier blijven uitdrukken. Met andere woorden: moderne kinderen leven zich op de speelplaats nog steeds uit door middel van tientallen rijmpjes en liederen, die hun spel initiëren, begeleiden of sturen. Die positieve ervaring is niet gebaseerd op een toevallige steekproef, maar is het resultaat van systematisch empirisch onderzoek op tientallen Vlaamse basisscholen: in Aarschot, Hasselt, Houthulst, Kasterlee, Kinrooi, Leopoldsburg, Menen, Oudenaarde en St.-Truiden. De huidige toestand is dus bij lange niet zo dramatisch als over het algemeen wordt aangenomen. Dat het kinderspel echter ooit betere tijden heeft gekend, is | |
[pagina D19]
| |
evident. We hoeven maar te verwijzen naar het achtdelige standaardwerk van Alfons De Cock en Isidoor Teirlinek Kinderspel en kinderlust in Zuid-Nederland (Gent 1902-1908). | |
Wetenschappelijke relevantieDe uitgevoerde onderzoeksprojecten op Vlaamse basisscholen hebben onder meer geleid tot de onthutsende conclusie dat het aangeleerde schoollied uiterst zelden spellied wordt. Dat betekent dat de liederen die de kinderen in de klas leren, om welke reden dan ook (woordkeuze, ritme, melodiestructuur, lengte, enz.) niet voldoende aanslaan om in een recreatieve situatie spontaan gereproduceerd te worden. Anders geformuleerd: het lied uit de boekjes van de muziekpedagogen kent geen doorstroming en mist daarom naar onze mening een niet onbelangrijke doelstelling, die van een aangeleerde vaardigheid verwacht mag worden. Is het zangonderwijs op de basisschool dan helemaal een rondje voor niets? Dat geloven we niet, maar toch zijn we de mening toegedaan dat er hier sprake is van een pedagogisch probleem. Of daarvoor een oplossing bestaat, is een zaak van onderzoekers die zich met die materie moeten bezighouden. Als volkskundige doe ik een dergelijke pertinente vaststelling, die ik bovendien niet voor de eerste keer signaleer. Het is een feit dat kinderen selectief te werk gaan en eigen criteria aanleggen bij het maken van hun creatieve expressievormen en het gebruik ervan. Het door onze studenten verzamelde materiaal kan de pedagogen wellicht op het goede spoor zetten om te proberen aan die toch niet normale toestand iets te doen. | |
Maatschappelijke relevantieDe muzikale volkscultuur van onze spelende kinderen kent niet alleen een indrukwekkende variëteit, er valt ook heel wat uit te leren. Zo laat de lectuur van het materiaal onder meer zien dat onze kinderen een prominente
Klapspel
invloed ondergaan van de media en dat zij heel anders dan de volwassenen omgaan met problemen als de dood, het vreemde, sex en erotiek. Onze kinderen blijken aldus met hun rijmpjes en liederen een heel eigen wereld op te bouwen, die de volwassenen niet meteen juist kunnen inschatten. Het ongegeneerde scabreuze woordgebruik is een zeer opvallend gegeven en zoiets verwacht je natuurlijk niet meteen uit de mond van spelende kinderen uit het pre-Dutroux tijdperk. Anderzijds vinden volwassenen het ook niet alledaags als kinderen in hun lied en spel allerlei toespelingen maken op de dood. Kinderen integreren blijkbaar zeer graag en zonder veel moeite vreemde elementen in hun liedcultuur. Over het algemeen gaat het om klankrijke namen uit de wereld van de media en de kinderliteratuur, maar ook Arabieren, Chinezen en andere vreemde verschijningen passeren de revue. Het ziet ernaar uit dat het exotische de creativiteit van kinderen prikkelt, wat hen ertoe aanzet originele en tevens vaak ondeugende taalconstructies te maken. Met een paar frappante voorbeelden willen we dat illustreren. Aftelrijmen hebben een initiërende bedoeling en worden meestal opgedreund om een spel te beginnen of om iemand uit te sluiten of iemand aan te wijzen die een bepaalde rol toebedeeld krijgt. Omdat ze vrij functioneel zijn, mogen aftelrijmen niet lang duren. Ze zijn bijgevolg meestal kort en bevatten nog enkele andere formele kwaliteiten zoals korte zinnen, veel eensyllabische woorden, zwaar eindrijm, gepaard rijmende verzen. Aftelrijmen vallen verder op door hun ritmische structuur, hun grote linguïstische variabiliteit en hun gebrek aan melodie. Van de gebruikers, d.w.z. de kinderen, wordt verwacht dat ze eerlijk zijn en tevens goed vertrouwd zijn met het versje, zodat geen discussies ontstaan. Aangezien de tijd dringt om het spel te beginnen, moet alles snel gaan en correct verlopen. We geven hier twee voorbeelden van populaire aftelrijmen:
Donald Duckske
zat op een krukske
liet een scheet
tien meter breed
tien meter lang
pang!
Op de toren stond Mariette
één van de jagers schoot in haar
tet
| |
[pagina D20]
| |
‘Oei’, zei Mariette, ‘een kogel in
mijn tet’.
Pief, poef, paf
en jij bent af.
Alliteraties, herhalingen, allerlei rijmen, klankrijke en pikante woordkeuze karakteriseren de rijmpjes, die zich naar gelang van de participanten gemakkelijk lenen tot variaties. Het tweede rijmpje varieert als volgt:
Lowie ... in z'n pie
hond ... in z'n kont
Degros ... in z'n bos
Bij de eigenlijke spelbegeleidende of spelsturende liederen krioelt het van leuke vondsten, waaraan de kinderen stiekem veel plezier beleven. Over het algemeen zijn die liedjes wat langer, sommige worden gedialogeerd en meestal zijn ze terug te brengen tot een kort verhaaltje. Vaste ingrediënten zijn: woorden die refereren aan liefde/erotiek (naar bed gaan, een zoentje geven, billen, fuck), modern taalgebruik (T-shirt, spijkerbroek, Coca/Pepsi Cola, homofiel) of puur klankspel. Vooral de klapspelliedjes of handenklapspelletjes munten uit door sonore nonsens. Parodieën zijn liederen die teruggaan op bekende schlagertjes of andere liedvormen, maar die de kinderen for the fun aanpassen. Dat ze hierbij soms bijzonder inventief, taboe-door-brekend en waardenontluisterend te werk gaan, illustreren de volgende voorbeelden:
Ik ben Lola, witte Lola,
witte Lola uit de stripteasebar.
Groene lippen, paarse nylons
en een massa stinkend haar.
Zie ginds komt de stoomboot uit
Spanje weer aan.
Sinterklaas drukt op het knopje
en vliegt naar de maan.
Hij komt terug naar beneden
met twee gebroken tenen.
Hij gaat terug naar boven
met twee blauwe ogen.
Hij komt terug naar beneden
in stukjes gesneden.
Spel ‘Witte zwanen, zwarte zwanen’
Een belangrijke opmerking hierbij is dat spelliederen collectief gezongen worden, wat de kinderen de mogelijkheid biedt ongehinderd stoom af te blazen. ‘Stout’ woordgebruik wordt aldus geneutraliseerd, want allen zingen mee. Iedereen is zogezegd medeplichtig, zodat niemand zich moet inhouden of schamen. In zo'n context krijgen bepaalde teksten porno-allure. Men kan dan ook moeilijk geloven dat ze uit kinderbreinen komen. De woordkeuze, de versstructuur, de klankrijkdom, het gebruik van diminutieven, de strakke formulering, het rijmschema laten er echter geen twijfel over bestaan dat ook het laatste voorbeeld tot de moderne muzikale kindercultuur behoort:
We gaan met zijn allen naar Afrika
We hangen aan de ballen van een gorilla
We zuigen aan de tetten van een negerin,
want daar zitten veel vitamientjes in.
Laat één zaak heel duidelijk zijn: dergelijke teksten ontbreken compleet in de vroegere kinderliedverzamelingen. Daaruit besluiten dat dergelijke zaken vroeger niet aan de orde waren, zou natuurlijk heel naïef zijn. De kinderen hebben ze gewoon niet meegedeeld aan de verzamelaars (onderwijzers, priesters) of laatstgenoemden hebben ze om pedagogische of andere redenen weggecensureerd. Vandaag de dag vallen die scrupules uiteraard weg, zodat de indruk kan ontstaan dat onze kinderen nu pervers zijn. Dat ze, zoals de volwassenen, minder complexen hebben, valt niet te loochenen. Bovendien zeggen dat soort liederen wellicht meer over de volwassenen dan over de kinderen, die in heel veel zaken de volwassenen imiteren. Hiermee is getracht een tip op te lichten van de sluier van de muzikale kindercultuur, die meer dan één verrassing in petto heeft. Dit onderzoek wordt daarom niet alleen gecontinueerd maar ook uitgebreid. |
|