Zeeland en de afsluiting van de Schelde
Los van deze meer algemene achtergrond wijst Kluiver erop, dat qua handelsbetrekkingen Holland op Noord-Europa gericht was, Zeeland op Zuid-Europa, waaronder de Zuidelijke (Spaans gebleven) Nederlanden en Frankrijk. Zo sterk was de afkeer van Hollland, dat het (1589) besloot om heffingen te eisen op ‘alle goederen naar Zeeland (...) want oversulckx die van Zeelandt noch min of meer als openbare vianden’ beschouwd moeten worden! De oorlogsschuld van Holland was zesmaal zo groot als die van Zeeland. Als het dan ook om vredesonderhandelingen gaat: Zeeland kende in tegenstelling tot Holland geen oorlogsmoeheid, integendeel, het had er veel geld voor over om Antwerpen alsnog te (laten) heroveren; het laatste waar Holland, met Amsterdam voorop, aan dacht!
De afsluiting van de Schelde is door historici wel getypeerd als ‘de meest onverbloemde machtspolitiek, die de Europese geschiedenis heeft opgeleverd’ (Poelhekke).
Dat gaat Kluiver veel te ver. Hij gaat na hoe reeds in de prille Middeleeuwen Middelburg bv. het recht had om inen uitvarende schepen te controleren; en dat het bij de vredesbepalingen in Münster niet ging om een ‘sluiting’ van de Schelde maar om het stapelrecht ‘vanouts en met goet recht aan Zeeland behorend’. Dat Spanje (in Münster) toch akkoord ging met de definitieve sluiting (of keurig gezegd: ‘de ontmoediging om via de Schelde te varen’) hing samen met het feit dat Spanje ‘gebrand was op het verkrijgen van vrede’. Het was overigens vooral het jaloerse Amsterdam dat afsluiting eiste.
Antwerpen benaderde Zeeland nog wel eens om de Scheldeblokkade op te heffen omdat in Vlaamse ogen
(lees verder na het dossier)
Nieuw-Amsterdam (thans New York)