Spaarzame Bataven
Als Hollander in Gent volgt hij uiteraard ook -zeer kritisch!- de politiek van koning Willem I. Lang vóór 1830 bespeurt hij de onrust in het Zuiden. Volgens hem sloeg de koning politiek de plank vaak mis. Hij kan zich het groeiende liberale verzet zeer wel voorstellen. Hij acht bv. het nationale belastingstelsel, ‘overeenkomstig de geest van spaarzaamheid der Bataven’, vooral nadelig voor de wijze van leven in het Zuiden. Maar hij voelt goed aan, dat de onrust in het Zuiden moet worden ingepast in ‘de verandering van het algemeen statenstelsel van Europa’. Zo is de opstand in Brussel (1830) volgens Thorbecke te herleiden tot de invloed van Parijs. Een scheiding van Noord en Zuid zou ‘een ramp’ zijn; hij veroordeelt die dan ook. Hoeveel begrip hij ook heeft voor de onrust, ‘maar om nu zelf met een Brabantse cocarde te lopen, ik kan dit niet meedoen’. Integendeel, in oktober 1830 brengt hij voor alle zekerheid zijn boeken, aantekeningen enz. naar een particulier adres in Gent.
‘Geen haat is feller dan de broederhaat’, zo typeert hij de opstand van het ‘muitersvolk’. Maar zijn ouders laat hij snel weten ‘niet ongerust te mijnen aanzien’ te zijn. Het vervelende alleen is, dat ‘het Gouvernement het vervallen kwartaal mij niet heeft uitbetaald’. Voor de zoveelste keer moet hij bij zijn vader geld lenen.
Zou Thorbecke trots geweest zijn, dat twee van zijn studenten (Conway en Jules de Praet) de liberale ideeën van hun hoogleraar hebben overgedragen aan Leopold, die hen na 1830 als adviseurs had benoemd? Feit is dat de grondwet van 1831 in België uitermate progressief was voor toen, inclusief ministeriële verantwoordelijkheid. Al heeft hij veel begrip voor de Belgen, de scheiding zelf wijst hij nadrukkelijk af. Op de valreep in Gent schrijft hij een brochure met de voor ons nu pikante titel Een woord in het belang van EUROPA, bij het voorstel der scheiding tusschen België en Holland.