Neerlandia. Jaargang 102
(1998)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
‘Hij kent de kneepjes van het parlementaire vak als geen ander.(...) Hij heeft een duidelijke eigen kijk op wat gebeurt en op wat zou moeten gebeuren. Hij heeft geen schrik om met anderen van mening te verschillen. Niet om er een welles-nietesspelletje van te maken, maar om tot een echte dialoog te komen, om te zoeken naar wat er ondanks de verschillen toch gemeenschappelijk kan zijn.’ In deze zinnen gaat het over de ondervoorzitter van het Vlaams Parlement en gewezen burgemeester van de grensgemeente Essen, Herman Suykerbuyk. Ze komen uit de pen van minister-president Luc van den Brande en staan te lezen in zijn boek Ongewone tijden: open brief aan de Vlamingen (Lannoo, 1996). Op 10 oktober 1998 wordt in de Handelsbeurs in Antwerpen een academische zitting gehouden n.a.v. dertig jaar politieke bedrijvigheid van Suykerbuyk. Bij die gelegenheid verschijnt het Festschrift’ ‘Ogen op de rug’ - ooit de titel van een boekje van A. den Doolaard. In zijn brieven plaatst Suykerbuyk onder zijn naam: ‘Vlaams volksvertegenwoordiger’. Journalist Derk Jan Eppink noemde hem eens ‘de flamingant van dienst’ bij de CVP. Suykerbuyk heeft zich altijd ingezet voor de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen. Hij is lid van het hoofdbestuur van het ANV en voorzitter van de ANV-werkgroep ‘Grensverkeer’. ● Guido Logie | |
[pagina 13]
| |
Achteraf is 't makkelijker praten, zegt Herman Suykerbuyck, Vertrekkend bij het begin van zijn politieke carrière in 1968, toen hij uiteraard nog slechts kon dromen van een Vlaams Parlement, komen we bij het Egmontpact van 1977 terecht. H. Suykerbuyk: ‘Op bepaalde punten ging dat pact vrij ver, dat vergeet men soms. Men begreep al vlug dat de zwakte van het Egmontpact lag in de beslissingen die men nam i.v.m. de Brusselse Rand. Het inschrijvingsrecht, de zogenaamde Egmontgemeenten. De faciliteiten bleven, ze zouden niet versterkt worden. Voor het Front des Francophones, dat toen in volle glorie in de coalitie zat, was dit al een grote toegeving. Een aantal gemeenten in Vlaams-Brabant werd “begiftigd” met het inschrijvingsrecht: de Franstaligen konden van de faciliteiten genieten die de anderen hadden. Het was ook tijdelijk, maar we weten nu naderhand wat tijdelijk betekent. De zwakte zat ook in Brussel zelf. Men was tot op een bepaald niveau tot goede afspraken gekomen, maar men heeft toen - en nu nog niet - een vertegenwoordiging op het lokale vlak kunnen bereiken. Wat men toen zei, moet men nu nog altijd zeggen: de eigenlijke macht in Brussel ligt voor een groot gedeelte in de handen van de negentien burgermeesters met hun negentien administraties. De Vlaamse Beweging heeft een grote rol gespeeld in het kelderen van het Egmontpact.’
Is het volgens u een goede zaak geweest dat de Vlaamse Beweging het Egmontpact kelderde?
‘Ja, ik denk het wel. We leven in een vreemd land, waar een meerderheid zich in een aantal opzichten moet gedragen als een minderheid. Het heeft uiteraard te maken met de grotere kracht en uitstraling van de “Francité”, van de Franse cultuur...’
Heeft het ook niet heel veel met zelfbewustzijn te maken? Hebben de Vlamingen daar niet een groot gebrek aan?
‘Ja, maar ik voeg eraan toe dat het geen schande is het te moeten opnemen tegen een zeer sterke cultuurnatie. We moeten erkennen dat de Fransen dat zijn. We zijn in België in aantal de grootsten, maar we hebben te maken met een gemeenschap die iets vertegenwoordigt in de wereld en die daar op het terrein ook gebruik van maakt.’
Is wat Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden Leo Peeters nu doet i.v.m. de faciliteiten voor de Franstaligen in de zes faciliteitengemeenten, namelijk de zaak louter juridisch aanpakken, de goede houding? Hij heeft daar kennelijk succes mee.
‘Het is goed gevonden. Er is altijd gezegd dat de faciliteiten een voorbereiding waren op de integratie van de anderstaligen die in Nederlandstalige gemeenten kwamen wonen. Het is logisch dat degene die faciliteiten vraagt, ze niet voor eeuwig kan vragen, want dan is er nooit van integratie sprake. Hij moet dus regelmatig zijn vraag herhalen om te laten horen dat hij nog niet zo ver is.’
Het is wel een schot in de roos. Als je ziet hoe de Franstaligen reageren... Niet alle procedures voor de Raad van State zijn achter de rug, maar de uitspraken die er tot nu toe geweest zijn, lijken gunstig voor Peeters.
‘Het ziet er goed uit en ik ben het er mee eens dat hij op deze manier de Franstaligen ontmoedigt. Zijn visie ligt in de lijn van wat oorspronkelijk met faciliteiten bedoeld werd. Ik heb zelf ooit een wetsvoorstel mee ondertekend dat neergelegd was door J.P. Detremmerie die in een moment van bijzonder grote oprechtheid schreef: “De faciliteiten zijn bovendien opgevat als een regeling om de minderheid in staat te stellen zich aan te passen en niet de meerderheid ertoe te verplichten de taal van de minderheid te leren.” (23 april 1985)’
Is de no nonsense-aanpak van Peeters niet wat we vele jaren gemist hebben, iemand die zelfbewust tegen de Franstaligen zegt: zo is het, en niet anders, en ben je het er niet mee eens, dan stap je maar naar de bevoegde rechtscolleges?
‘Ik heb Leo Peeters meer dan een keer gezegd dat hij wat mij betreft er goed aan deed om op dat vlak geen enkele twijfel te laten bestaan. De denker in het hele verhaal is de gouverneur van Vlaams-Brabant, Lode De Witte. Men heeft soms meer gezag als gouverneur dan als minister. Ik vind dat hij als gouverneur zeer goed presteert.’
De Socialistische Partij wordt niet onmiddellijk als een erg Vlaamsgezinde partij beschouwd. Toch heeft men blijkbaar de bedoeling een en ander fatsoenlijk op te lossen.
‘Ik durf daar niet goed op te antwoorden. Het optreden van Leo Peeters wettigt volledig wat u zegt. Het sluit niet | |
[pagina 14]
| |
Herman Suykerbuyk, ‘Vlaams’ volksvertegenwoordiger
uit dat een dag later een of andere prominente SP'er een uitspraak doet, waar je als Vlaming van denkt: waar staan we nu?’
Louis Tobback heeft zich voor de tv-camera' s tot ieders verbazing toch ook als orangist geprofileerd.
(lachend) ‘Ik vind het eerlijk gezegd niet zo'n moedige daad om na 150 jaar te zeggen: als ik dan geleefd zou hebben, dan had ik...’
Wat in ons landje ook nogal wat commotie veroorzaakt, is het gemeentelijk stemrecht voor buitenlanders uit de Europese Gemeenschap. Moet dit gelinkt worden aan de situatie van de Vlamingen in Brussel? Of moet dit geregeld worden in een volgende onderhandelingsronde over de staatshervorming?
‘We hebben dit al in het Vlaamse parlement behandeld, op een moment dat iedereen riep: het is nog veraf, en we hebben niet gezegd dat dit deel moet uitmaken van de volgende ronde in de staatshervorming. Maar nu we al in 1998 zijn, is het misschien toch de aangewezen weg om de zaak van het stemrecht en de voorwaarden die we daarvoor willen stellen, op te nemen in een brede bespreking in een volgende ronde van de staatshervorming, waarvan iedereen zegt dat die er na de verkiezingen van 1999 zal komen.’
Is het voor u een uitgemaakte zaak dat er een volgende ronde in de hervorming van de Belgische staat komt na de verkiezingen van volgend jaar?
‘Tenzij de verkiezingen een doorbraak betekenen voor een of meer van de vele nieuwe partijen of bewegingen die de jongste tijd de kop opstaken. Dat lijkt evenwel niet meer zo voor de hand liggend te zijn als men onmiddellijk na de zaak Dutroux dacht of vreesde. Geven de verkiezingen geen spectaculaire overwinningen of enorme nederlagen te zien, dan komt dat gesprek over een nieuwe staatshervorming er wel. In dat gesprek kan men de zaak van het stemrecht oplossen. Men heeft er de tijd voor. Degenen die deze aangelegenheid vlug, vlug willen regelen, schijnen te vergeten dat de gemeenteraadsverkiezingen pas plaats vinden in oktober 2000. Men heeft dus na de verkiezingen van 1999 nog ruimschoots de tijd om een wet te maken die dat regelt. Het is juist dat men Europese richtlijnen moet volgen als men tenminste tot de Europese Unie wil behoren. Maar dat men mij eens uitlegt, waarom die zaak vandaag al geregeld moet zijn, als de verkiezingen pas in 2000 gehouden worden. Laten we niet vergeten dat het de Vlaamse Beweging is die zich bij de resoluties van het Vlaams Parlement ter zake heeft aangesloten, en niet omgekeerd. Dat heeft een zeker belang. Het is dank zij die resoluties dat men de slogan “Stemrecht, ja, maar” heeft gelanceerd. Dat is positief. Wij zijn voor het stemrecht, maar wij spelen op eigen terrein, en stellen bepaalde voorwaarden. Is dat zo ongewoon? Voorwaarden waren: kiesverrichtingen in de taal van het gebied, wie stemt betaalt ook belastingen, een zekere verblijfsduur, en de waarborg voor een Vlaamse vertegenwoordiging in Brussel zowel als in de Rand. Ik begrijp best dat de Franstaligen dat niet wensen. Zij hebben een voorsprong op ons. Wat mij stoort in de discussie is dat degenen die voor het stemrecht zonder voorwaarden zijn, voorgesteld worden als degenen die open, soepel, verdraagzaam zijn, terwijl degenen die voorwaarden stellen, | |
[pagina 15]
| |
beschouwd worden als conservatieven, verkrampten, bekrompen geesten. Het is niet of - of, het kan en - en zijn. Voorwaarden stellen, betekent niet dat men zich verkrampt opstelt. In de Brusselse Rand zijn er gemeenten die bedreigd zijn, waar de meerderheid in het gedrang komt. De buitenlanders die zouden stemmen - het gaat om stemrecht, niet om stemplicht -, zijn helemaal niet anti-Vlaams. Het is wel zo dat ze veel meer aanknopingspunten hebben met de internationale gemeenschap in Brussel, en die is Frans. Men kan dat betreuren, maar men mag het niet ontkennen. Het is zo. In dat milieu leven ze. De Franstaligen hebben een voorsprong. Wij Vlamingen kunnen dus blijkbaar dat kosmopolitische klimaat niet scheppen.’
Het stellen van voorwaarden moet samengaan met een sterke PR-campagne die de redenen van die voorwaarden precies verklaart.
‘Ik ben het daar volledig mee eens. Ik heb de indruk dat veel buitenlanders daar begrip voor kunnen opbrengen en denken: ze willen hun eigen identiteit beveiligd zien, er zit pit in die gemeenschap. Maar men moet dit inderdaad offensief doen, niet op de manier van: we zetten er vier muren omheen.’
Als je voorwaarden stelt, word je meteen in de extreemrechtse hoek geplaatst.
‘Vanuit een bepaalde hoek doet men dat welbewust. Ook dat is politiek: de anderen bedoelingen toeschrijven die ze niet hebben.’
We hebben nu eindelijk een Gemengde Commissie bij het verdrag tussen Nederland en Vlaanderen. Beide voorzitters zijn vast van plan er iets van te maken. Een stap in de goede richting?
‘Volledig akkoord. Of de samenstelling van de Commissie de beste is, dat weet ik niet, maar ze heeft in ieder geval twee goeie voorzitters. Een betere keuze hadden ze niet kunnen maken. Nu wordt het een beetje een uitdaging voor anderen dan de politici om in te spelen op wat de Commissie voorstelt.’
Het lobbywerk is van groot belang.
‘Ja. De politiek kan niet alleen de kosten van dure projecten dragen. Er zal inderdaad gelobbyd moeten worden vanuit de organisaties die de Vlaams-Nederlandse samenwerking genegen zijn. Men zal op tafel moeten slaan! Anderzijds, het eerste advies van de Commissie m.b.t. BVN, daar kan men niet naast kijken. Nee, als dit niet lukt, dan geeft men de Commissie en de politici die dit van meet af aan steunden, een kaakslag.’
Gaat het de laatste tijd niet vrij goed met de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland? Is er van overheidswege niet een grotere bereidheid om een en ander te doen?
‘Er zijn terreinen waar het beter gaat, er zijn er ook waar het minder goed gaat. Ik ga niet weer het succesverhaal van de Waterverdragen opdissen. Dit gaat de geschiedenisboeken in, ook als iets dat tot stand kwam dank zij de federalisering van België. Dat men daar de zaak van de hoge snelheidslijn aan gekoppeld heeft, is in mijn ogen geen koehandel, zoals men links en rechts wel eens kan horen. De economische samenwerking, of het gebrek eraan, en dan gaat het over de grote dossiers, vind ik minder positief. Die is nog lang niet wat ze zou moeten zijn. Integendeel. De Gouden Delta, het Rijn-Scheldegebied, de samenwerking tussen Rotterdam en Antwerpen, dat is ooit beter geweest. Er is een overlegstructuur opgezet, en recent is Nederland daaruit opgestapt. Ik weet niet waarom, er is weinig ruchtbaarheid aan gegeven. Ondanks Europa is een zeker protectionisme de Nederlanders niet vreemd. Ik zeg wel degelijk de Nederlanders. De code van goed nabuurschap die Van den Brande afgesloten heeft met de Nederlanders... Ik heb daar vragen over gesteld, maar daar is nog niet veel op geantwoord. Ik heb ook twijfels of de Vlaamse regering wil verder gaan met wat ze begonnen is met de Waterverdragen. De Schwung van de eerste dossiers zet zich niet door en de mogelijkheden die er zijn in het Benelux-middengebied zijn niet gering. Ik ben al jaren bezig op het vlak van de intergemeentelijke samenwerking. We hebben een dertigtal gemeenten. Benego is niet zo klein. We krijgen geen geld, geen middelen, of tamelijk weinig, van Nederlandse kant. Van Vlaamse kant wel. Het klassieke beeld dat er in Nederland geld voor alles is, klopt niet altijd. We moeten een Euregio maken die de grootste kan zijn van Europa, een die begint aan de zee en zich uitstrekt tot Luik. De helft van Vlaanderen en de helft van Nederland, zeg maar. De geringe interesse daarvoor verbaast me des te meer als ik kijk naar de Euregio's die er wel zijn: neem het stuk Oost-Nederland en Nedersaksen tot Münster toe. Dat stelt iets voor!’ Het Egmontpact: een fase in de hervorming van de Belgische staat. Wilfried Martens en Hugo Schiltz waren twee belangrijke hoofdrolspelers. Het werd in 1977 gesloten en bracht o.a. de nationalistische Volksunie in de regering. Het zorgde voor grote verdeeldheid binnen de Vlaamse Beweging. Premier Leo Tindemans (CVP) schoot het in 1978 af en viel daardoor onherroepelijk in ongenade bij het Hof. De Volksunie verloor in de parlementsverkiezingen van, 78 een derde van haar kiezers. |
|