hoe zit het met onze identiteit, met onze taal, met onze cultuur in dat integrerende Europa. Een onderwerp als ‘de identiteit van je volk’ zou tien jaar geleden in Nederland geen aandacht getrokken hebben. De laatste jaren hebben we met name in de kwaliteitskranten met een zekere regelmaat artikelen gezien over dat onderwerp. De belangstelling in Nederland voor de eigen taal en cultuur in Europa ontwikkelt zich in positieve zin. Wat ik een belangrijk punt vind - en dat hangt er toch wel mee samen - is de belangstelling in Nederland voor Vlaanderen. Daar is de laatste paar jaar een opvallende verandering in gekomen. Men lag daar vroeger niet zo wakker van, men was daar niet zo mee bezig.
Hoe wordt men lid van de Orde?
De Orde is een besloten vereniging. Dit betekent dat men uitgenodigd moet worden om er lid van te worden. De afdelingen zijn daar autonoom in, ze zijn vrij in het kiezen van hun leden. Zij nodigen mensen uit om lid te worden en de afdeling moet daarmee instemmen. In Nederland ligt dat iets makkelijker dan in Vlaanderen. Ik zeg niet dat er in Vlaanderen een wachtlijst is, maar het is er toch een stuk moeilijker.
Waarom is dat in Vlaanderen moeilijker? Meer kandidaten?
Meer kandidaten, maar in Vlaanderen heeft de Orde ook een functie gekregen als sociaal netwerk. Dat element ontbreekt in Nederland. Als je in Nederland zegt lid te zijn van de Orde van de Prince, dan zegt dat niet veel, want het genootschap is niet erg bekend.
Mag ik sociaal netwerk vertalen als service-club?
Nee, nee, we willen geen service-club zijn. Het is niet zo dat we voor een of ander fraai doel geld inzamelen om dat te steunen, nee.
U zegt ook apolitiek. Is de Orde ook apolitiek in Vlaanderen?
Ik denk het wel. De Orde als zodanig heeft geen collectieve standpunten op het gebied van politiek. De Orde is voor samenwerking op een breed terrein tussen Vlaanderen en Nederland.
Zij neemt daarin als collectief geen standpunt in. Ze verwacht van haar leden op grond van haar eigen persoonlijk engagement dat ze zich daarvoor zullen inzetten. Dat apolitieke hangt samen met het pluralistische karakter van de Orde. De Orde is een huis waar mensen met een verschillende democratische politieke gezindheid terecht kunnen. Ook mensen met verschillende opvattingen over de toekomst van Vlaanderen kunnen lid worden. We hebben onder onze leden nog altijd mensen die dromen van de gedachte van Geyl: Groot-Nederland. Ik denk dat er voorstanders zijn van een - ook staatkundig - nauwe samenwerking met Nederland. We hebben mensen die België willen behouden, we hebben mensen die vinden dat de federale structuur nog verder moet gaan.
We hebben alle opvattingen, en ik denk dat je in alle gevallen spreekt over goede Vlamingen. Als Orde nemen we geen standpunt in.
U zegt ook pluralistisch?
We kijken niet naar de levensbeschouwing. Ik denk dat het begonnen is met de gedachte dat er plaats moest zijn voor zowel katholieken als vrijzinnigen. Dat heeft zich sterk uitgebreid. Op het gebied van levens- en wereldbeschouwing maken we geen onderscheid, voor zover mensen natuurlijk niet een of andere extremistisch standpunt aanhangen en uitdragen, want dat zou niet te rijmen zijn met wat ik zie als een sleutelwoord in de Orde, namelijk ‘tolerantia’. Verdraagzaamheid, niet alleen naar binnen gericht, dus rond de vergadertafel van je afdeling, maar verdraagzaamheid als een algemene levenshouding. Dit verdraagt zich niet met extreme posities naar links of naar rechts.
Ook niet inzake vreemdelingen?
Ook niet inzake vreemdelingen. De Orde staat ook voor hen open indien zij aan de gestelde voorwaarden voldoen. Ik heb in november de afdeling Paramaribo geïnstalleerd waarin tot mijn grote vreugde meerdere hooggekwalificeerde Surinamers zitten.
De verhouding mannen-vrouwen?
Ik heb er geen cijfers over. Het is natuurlijk altijd een mannenbolwerk geweest. Het is dan ook verrassend geweest dat de Orde op zeker ogenblik een vrouw als president kreeg, Annie Fleerackers-Ruys, in 1993. Vanaf die datum hebben wij als één van de belangrijke punten nagestreefd dat er toch wel meer vrouwen in de Orde zouden moeten komen. Het gaat er niet om dat er positieve discriminatie moet zijn. Als je een eigentijdse organisatie wilt zijn, dan is het essentieel dat je er vrouwen bij betrekt. Anders laat je als vereniging een enorm potentieel verloren gaan.
Is het feit dat de Orde niet naar buiten treedt met collectieve standpunten, niet een enorme zwakte?
Ik denk het niet. Er zijn andere organisaties die dat doen, zoals het ANV. We denken dat er in de eigenheid van de Orde, in dat persoonlijk engagement van de leden, dat daar ook een kracht in steekt. Er is een gevaar, dat onderken ik. Het gevaar dat het bij een woord blijft.
Is er samenwerking met de andere verenigingen die de Nederlands-Vlaamse samenwerking in hun vaandel voeren?
De Orde staat in grote mate op zichzelf. Met de andere twee organisaties, ANV en Marnixring, hebben we een vriendschappelijke verhouding. We zeggen onze leden ook altijd dat lidmaatschap van het ANV en de Orde zich goed met elkaar verdragen. De Marnixring verschilt van de Orde in die zin, dat de Marnixring wel het karakter van een service-club heeft. De contacten zijn niet erg druk, maar wij staan daar zeer sympathiek tegenover.