Samenwerking
In ander vaarwater
● Mariken Oelen
Nuchter, zakelijk en een bestuurder in hart en nieren. Gedreven en een oog voor de Nederlands-Vlaamse samenwerking. Wat wenst een organisatie als het ANV zich nog meer als het op de algemeen voorzitter aankomt? Het ANV heeft in Joep Baartmans-Van den Boogaart zo iemand gevonden. Ze nam in juni de fakkel over van André De Beul en is dus nu de ‘ankervrouw’ van het ANV.
U zei eens dat besturen voor u betekent om beschikbaar te zijn op een terrein waar u iets goeds kunt doen en waar u plezier in heeft, of op z'n minst in kunt krijgen. Hoe verhouden deze woorden zich tot het voorzitterschap van het ANV?
Ik heb geen moeite om deze vraag op een positieve manier te benaderen. Het is namelijk niet moeilijk plezier te hebben in het voorzitterschap van het ANV, omdat de verhoudingen tussen de mensen onderling goed zijn. Dat is voor mij de eerste en belangrijkste voorwaarde om goed te kunnen functioneren. Ik doe dit voorzitterschap met liefde, en uit respect voor de mensen die er hun vrije tijd in steken. Het plezier zit ook in het feit dat ik echt geïnteresseerd ben in die Nederlands-Vlaamse samenwerking. Ik draag daar graag een steentje aan bij, omdat ik vind dat we daar in het kader van een eenwordend Europa, dat op steeds grotere schaal gaat werken, niet omheen kunnen.
Gelooft u in de samenwerking vanuit een praktisch of idealistisch oogpunt, of misschien van beide een beetje?
Er moet wel degelijk samenwerking plaatshebben, en wat dat betreft ben ik zeer gemotiveerd. Het is logisch dat men in de eerste plaats op een vruchtbare manier moet omgaan met de buren. Het terrein van het milieu is hier een duidelijk voorbeeld van. Zo moet de kwaliteit van het water niet alleen in Zuid-Nederland bewaakt worden, maar ook in Vlaanderen. Dat doe je als goede buren vanzelfsprekend samen. Ik vind dit een zekere vorm van idealisme. Ik heb alleen niet die oude bevlogenheid, die eigenlijk nog teruggaat op de vorige eeuw en van waaruit ook het ANV ontstaan is. Dus ik kan moeilijk op een golflengte komen met mensen die vanuit een ideaal praten zonder daar praktisch aan te werken. Dat praktische is eigenlijk het enige wat ik kan.
Maakt dat de samenwerking met sommige leden van het ANV, die de Grootnederlandse gedachte koesteren, niet af en toe wat moeizaam?
Met die Grootnederlandse gedachte, die vooral bij Vlamingen een rol speelt, heb ik inderdaad historisch gezien moeite. Vooral wanneer ik die op een fanatieke manier tegenkom, vind ik dat heel vervelend. Ik zal dan in hun ogen wel als te zakelijk overkomen. Alhoewel ik overigens genoeg historisch besef heb om te zeggen: ‘Als zij niet die bevlogenheid gehad hadden, en die gedrevenheid, dan zou het misschien niet zo ver gekomen zijn, dat ik op mijn zakelijke manier kon werken.’ Ik wil best erkennen dat dat idealisme niet overbodig is geweest en ook zeker niet allemaal verkeerd gekleurd. Aan de andere kant ben ik in dit opzicht iemand van een andere generatie, en ik vind de tijd rijp om zonder die sentimenten aan de samenwerking te werken. Daarin zit, denk ik, mijn kracht. Bovendien heb ik ondertussen veel ‘nieuwe’ Vlamingen ontmoet, die daar net zo als ik over denken.
U zit dus niet op één lijn met degenen die een culturele integratie van Nederland en Vlaanderen voor ogen hebben, of een culturele unie?
Allebei gaat het mij eigenlijk te ver. Ik geloof niet in integratie, omdat ik daarvoor de verschillen tussen beide landen te groot vind. En bovendien, in Europa ligt de kracht in de erkenning van de verschillen, en dat geldt ook voor Nederland en Vlaanderen. Het feit dat ik geen heil zie in integratie, is trouwens geen enkele reden om niet optimaal samen te werken. Daarom geloof ik ook heel sterk in de Nederlandse Taalunie: een gezamenlijk taal- en letterenbeleid.
Hoe bent u eigenlijk verzeild geraakt in de Nederlands-Vlaamse samenwerking? U kwam er voor het eerst mee in aanraking tijdens een Frans-Vlaamse Cultuurdag in Waregem, en toen?
In Waregem was ik erg verbaasd over de sfeer die daar hing, een sfeer die ik tot op de dag van vandaag niet prettig vind. Daar kan ik alleen met verbijsterde, bijna Hollandse, ogen naar kijken. De belangstelling voor de Vlaam-