Literatuur
Koning in Vlaanderen
● Jan van Lil
Maandag 15 mei 1998 was het dan zo ver: J.J. Voskuil kreeg de, zeker in financieel opzicht, belangrijke Librisprijs (fl. 100.000/1,8 miljoen BF) voor het boek Plankton, het derde deel uit de zevendelige romancyclus Het Bureau. De zeven omvangrijke delen zijn nu al klaar, maar het laatste deel zal pas in 2002 verschijnen. De ‘fans’ zullen dus nog heel wat geduld moeten hebben, voordat de reeks compleet op hun boekenplank zal staan. De auteur was al enkele keren genomineerd voor een van de grote literaire prijzen voor het Nederlandse taalgebied. Hij had nu te kennen gegeven dat het wel de laatste keer was dat hij kwam opdagen. Al die drukte hoefde niet meer. Of dat ‘ultimatum’ een rol heeft gespeeld bij het oordeel van de jury, valt te betwijfelen, maar het is een feit dat Voskuil er dit keer niet naast greep.
J.J. Voskuil is de zoon van de na-oorlogse hoofdredacteur van Het Vrije Volk, de socialist H. Voskuil. Na een korte carrière als leraar kwam J.J. Voskuil op het dialectenbureau van P.J. Meertens in Amsterdam terecht. Hij debuteerde in 1963 met de tweedelige turf Bij nader inzien (1200 pagina's!). De roman vertelt het wel en wee van een groep studenten Nederlands in Amsterdam gedurende zeven jaar, van 1946 tot 1953. Een van de hoofdpersonages was toen ook al Maarten Koning, het alter ego van de auteur. Na zo'n twintig jaar ontstond er weer interesse voor dat debuut en werd het herdrukt. In een interview met Jan Fontijn in Vrij Nederland stelde Voskuil: ‘De werkelijkheid in Bij nader inzien is zuiver persoonlijk. (...) Je gaat vergeten wat verbeelding en herinnering is. Ik heb een hekel aan mensen die het als een sleutelroman zien en zeggen: ‘o, dat is die mijnheer en dat is dus een lul.’ (Vrij Nederland, 23 februari 1985). De lezer kan maar gewaarschuwd zijn.
Naar aanleiding van de toekenning van de Libris-prijs sloeg de auteur zich niet zelfingenomen op de borst, maar stelde heel realistisch en relativerend dat hij zich ervan bewust was dat een iets andere samenstelling van de jury een andere uitslag had gegeven. Hij liet ook horen dat hij Plankton niet als het beste, maar wel als het meest emotionele deel van de cyclus beschouwt.
Een geëemotioneerde Voskuil-lezer is dr. Jan van Lil, covoorzitter van de werkgroep Media. Menige passage in de verhalen over ‘Het Bureau’ was voor hem herkenbaar uit de tijd dat hij als werknemer van de NOS te maken had met Nederlands-Vlaamse co-producties in het algemeen, en met het taalgebruik van Pino in het bijzonder. Het verslag van een leeservaring. (GL)
De Atlas voor Volkscultuur was een Nederlands-Vlaamse onderneming. Ze dateerde nog van voor de oorlog, toen Beerta, als zovelen met zijn belangstelling, een overtuigd aanhanger was van de Groot-Nederlandse gedachte. Jan Vanhamme, de Vlaamse redacteur van de Atlas, was dat ook. (...) (...) Toen Maarten aan hem werd voorgesteld, keek hij langs hem, met grote, bolle ogen, alsof hij achter hem met een gevoel van heimwee zijn bepeppelde Vlaamse polderland zag liggen.
De in dit citaat genoemde Maarten, is Maarten Koning, de andere ik van de schrijver J.J. Voskuil. De hoofdfiguur uit de zevendelige romanreeks Het Bureau is een gedropen leraar Nederlands, die zonder baan, met zijn vrouw Nicolien terugkeert vanuit Groningen naar Amsterdam. In de hoofdstad ontmoet Maarten Koning Anton Beerta, secretaris van de commissie voor Volkscultuur van het Hoofdbureau en directeur van ‘Het Bureau’. Beerta is op zoek naar een medewerker voor het werk aan de Atlas voor Volkscultuur. Eigenlijk ongewild en ook ongemerkt rolt Maarten, tegen de wil van Nicolien, op zijn eenendertigste verjaardag in een uiterst merkwaardige betrekking.