De IJzeren Rijn, een project in de pijplijn?
● John Maes
De capaciteit van de spoorverbindingen en de binnenvaart van de Antwerpse haven naar het hinterland moeten uitgebreid worden. Dit is noodzakelijk omdat de trafiekcijfers stijgen en er een toenemend belang is om vrachtverkeer aan de wegen te onttrekken omwille van het milieu. Om deze operatie succesvol te laten verlopen moet het spoorwegnet en de binnenvaart aantrekkelijk gemaakt worden. Snelheid en stiptheid (just-in-time) zijn immers sleutelwoorden in het transportgebeuren. Voor het spoorvervoer is een capaciteitsuitbreiding door ontdubbeling van lijnen of het aanleggen van nieuwe spoortoegangen tot de haven noodzakelijk. Maar hier stelt zich ook nog het probleem van een snellere verbinding met het Duitse hinterland en het Ruhrgebied. Het Ruhrgebied is immers één van de belangrijkste klanten van de Antwerpse haven.
Tijdens de 19e eeuw groeide de haven van Antwerpen spectaculair na de opheffing van de Scheldetol in 1863. De toenmalige IJzeren Rijn speelde daarbij een sleutelrol. Deze spoorlijn verbond Antwerpen met Duitsland via Nederlands-Limburg. Later is dit traject in onbruik geraakt en werd er een langer traject gebruikt via de Voerstreek naar Duitsland, zonder over Nederlandse grondgebied te gaan. België behield echter de historische rechten voor het oorspronkelijke traject door Nederlands-Limburg. Vandaag komt het korte oorspronkelijke traject van de IJzeren Rijn opnieuw ter sprake.
In België is de modernisering van het traject een topprioriteit op het allerhoogste politieke niveau. Het belang van de Antwerpse Haven in de Belgische economie en het veilig stellen van dit belang ligt immers in de weegschaal. De modernisering van de IJzeren Rijn wordt eveneens gekoppeld aan de tweede spoortoegang tot de Antwerpse haven die via het Albertkanaal en de E 313 naar Lier en later mogelijk naar Herentals zou kunnen lopen. In de Noorderkempen is er nu reeds een alliantie gevormd om de IJzeren Rijn koste wat het kost via de Kempen naar Duitsland te leiden. De frustratie van het Stuctuurplan Vlaanderen waarin de Kempen niet tot het economisch kerngebied gerekend worden, wordt op die manier verzacht. Tegen de aanleg van deze tweede spoortoegang rijst er lokaal ook zeer veel protest. Zo doorsnijdt de nieuwe lijn volledige gemeenten en landschappelijk waardevolle gebieden. Landbouwbedrijven, natuur-, recreatie- en bosgebieden en woonwijken worden bedreigd. Het NIMBY-effect (not in my back yard) is echter niet ver weg. Geen spoor in mijn achtertuin, maar wel in die van de buurgemeente, luidt het devies van de lokale politieke verantwoordelijken. De consensus dat de lijn er moet komen is duidelijk aanwezig, alleen klinkt er nog ‘niet bij ons’. De milieubeweging stelt zich op dit vlak veel radicaler op. Er moet voor hen helemaal geen tweede spoorontsluiting komen. Er is voorlopig nog voldoende capaciteit op de bestaande lijnen aanwezig en, mits een relatief kleine investering, kan aangesloten worden op de Brabantlijn in Nederland om op die manier Duitsland te bereiken. Deze eerlijke