Kunst
Voor het verdwijnt en daarna
S.M.A.K. in Watou
● Geert Logie
‘Nu beleef ik de poëziezomer binnenkamers. Het chambreren is ingezet. Maar zodra de lente voorbij is, ga ik aan de schandpaal staan, loop ik duizenden tegen het lijf, word ik dag na dag meer kwetsbaar, dwing ik mij op topdagen te vluchten in de kruin van een boom.’ (Dagboek De Bond - 18 december 1992)
Organisator Gwij Mandelinck
Foto: R. Duhamel
Aan het woord is dichter Gwij Mandelinck uit Watou. Elk jaar organiseert hij in dit kleine grensdorp, deelgemeente van Poperinge, zijn kunstzomer. Telkens weer wil hij de bezoeker opzadelen met ‘een georganiseerde kunstchaos waarbij hij kotsen moet’.
‘Ik wil de bezoeker onderdompelen in een immens modder-, broebel- en bijtend bad aan kunstervaringen. Voor zichzelf moet hij lijnen doortrekken en ankers lichten; daarna volgt de uitzuivering, het overboord gooien van de ballast, het reinigen tot ieder zijn eigen essentie ontdekt heeft,’ verwoordt Mandelinck zijn kunstzinnige bedoelingen.
Daarom blijft hij na al die jaren nog altijd dezelfde ‘dwarsligger en marktloper’, zoals hij zichzelf omschrijft. Niet louter in zijn poëzie maar ook in zijn organisatorische streven. ‘Ik wil weten wat er in de wereld omgaat, zeker in de kunstwereld,’ gaat Gwij verder. ‘Als ik mezelf “marktloper” noem, bedoel ik juist het nastreven van mobiliteit in visies en interpretaties. Ik wil niet op een bepaalde naam, school of stroming verstarren en vastroesten. Ik wil in de wereld van de kunsten vrij rondlopen, kijken wat er allemaal gebeurt, mijn zintuigen als tentakels uitsporen en dan assimileren. Vandaar het “dwarsliggen”. In deze regio dacht men dat ik me ging vastpinnen op het Vlaamse expressionisme