[Nummer 3]
Vooraf
Een hoopvolle start
● Guido Logie
Op 2 april jongstleden werd in 's-Hertogenbosch de Gemengde Commissie bij het ‘Nieuwe Verdrag inzake de samenwerking op het gebied van cultuur, onderwijs, wetenschappen en welzijn tussen de Vlaamse Gemeenschap in het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden’ plechtig geïnstalleerd. O.a. de beide voorzitters, Frits Niessen en Hugo Weckx, hielden een toespraak. Niessen wierp een blik in het verleden en Weckx had het over het heden en de toekomst. Misschien zou men het eerder andersom verwachten. Niessen besloot zijn speech dan ook met hierop te alluderen. ‘Een Nederlander die terugkijkt en een Vlaming die vooruitkijkt. Door voor deze rolverdeling te kiezen, helpen we misschien al een eerste vooroordeel tussen Noord en Zuid bestrijden’, aldus de Nederlandse voorzitter. Hij begon zijn terugblik aan het einde van de 16e eeuw en voerde Bredero's Antwerpse jonker en oplichter Jerolimo Rodrigo ten tonele die wandelend door Amsterdam vast stelt: ‘'t Is wel een schone stad, moor 't volksken is te vies’. Hij eindigde met Menno ter Braak van wie hij een goed gekozen ‘nuchtere opmerking’ als motto voor het Vlaams-Nederlands Verdrag naar voor schoof: ‘Werkelijke toenadering ontstaat niet door sentimentele adoratie van een gemeenschappelijke grammatica, maar door het besef dat men bepaalde problemen gemeen heeft.’
Vlaams voorzitter Weckx kon dan al meteen uitweiden over de aanpak door de Gemengde Commissie van de problemen die men gemeen heeft. De Gemengde Commissie wil op een andere manier dan voorgaande commissies bij welk verdrag of ‘akkoord’ dan ook te werk gaan. Het eerste wat opvalt is dat de Gemengde Commissie niet samengesteld is uit ambtenaren maar uit ‘mensen uit het veld’, - zoals het heet. Uiteraard kan men tot in den treure zeuren over waarom deze ‘veldwerker’ wel uitverkoren werd, en die niet, maar laten we er gewoon van uitgaan dat de diverse percelen van het veld goed vertegenwoordigd zijn, en dat ook hier velen geroepen waren en weinigen uitverkoren. Hoofdzaak is en blijft dat het gehele veld met al zijn variëteiten aan bod kan komen, - en dat is een duidelijke optie van de voorzitters. De Commissie wil zich niet als een ‘bemoeizuchtige schoonmoeder’ opstellen, aldus Hugo Weckx. De Commissie wil samenbrengen, ondersteunen, bemoedigen, coördineren. Verder beschouwt de Commissie het ook als haar taak om ‘witte vlekken’ in de samenwerking(sverbanden) op te sporen en daar ook wat aan te doen. De belangrijkste taak van de Commissie wordt het verstrekken van goed onderbouwde adviezen aan de Nederlandse en Vlaamse overheid, alweer in overleg en samenwerking met het particulier initiatief, én opvolgen wat ermee gebeurt. Op deze manier wordt ‘beleden betrokkenheid’ daadwerkelijk omgezet in ‘betrokken beleid’, - om een formulering van de algemeen voorzitter van het ANV, Joep Baartmans, te gebruiken.
‘Het besef dat men bepaalde problemen gemeen heeft,’ citeerde Niessen Menno ter Braak. Een van die gemeenschappelijke problemen is het zo ruim mogelijk verbreiden van de gemeenschappelijke taal en cultuur. En hoe kan dat beter in deze tijd waarin de wereld ons dorp is, dan via de media, vooral dan (satelliet)televisie? De Nederlandse Wereldomroep heeft een project klaar: het Beste van Vlaanderen en Nederland (BVN). Er wordt alleen nog (ongeduldig) gewacht op de Vlaamse inbreng. BVN is het eerste dossier op de vergadertafel van de Gemengde Commissie. Het advies dat de Commissie ter zake zal opstellen, zal al een idee geven van haar slagkracht. Het BVN-dossier is overigens een mooi voorbeeld van hoe de overheid op het particulier initiatief kan steunen. Al op 9 december 1997 organiseerde de ANV-werkgroep Media, in samenwerking met de Universitaire Instelling Antwerpen en de Nederlandse Wereldomroep, een symposium over BVN. Vóór de eerste vergadering van de Commissie, de dag na de Nederlandse verkiezingen, trokken de voorzitters Niessen en Weckx ruimschoots tijd uit voor een interview met de Neerlandia-redactie. U vindt het gesprek elders in dit blad. De redactie heeft kunnen constateren dat beide voorzitters alvast de intentie hebben behoorlijk werk te maken van hun niet-onbelangrijke opdracht, ‘in het besef dat men bepaalde problemen gemeen heeft’.