Jean-Luc Dehaene, de grote roerganger
foto: Isopress Sénépart, Brussel
niet direct gedacht aan een complete scheiding, maar aan een (con)federale structuur. De meerderheid was daar zelfs voor. Toch is het op een scheiding uitgedraaid. De huidige discussie over de toekomst van België herinnert volgens Eppink in bepaalde opzichten aan de discussie in 1830 over de toekomst van het Verenigd Koninkrijk. Hij ziet daartussen opmerkelijke parallellen.
Is er tussen Nederland en België een politiek-culturele kloof gegroeid die diepe historische wortels heeft, tegelijk groeit er in België zelf steeds meer een cultuur- en welvaartsgrens tussen Vlaanderen en Wallonië. Al is de Vlaamse deelstaat de erfgenaam van de Belgische politieke cultuur en werkt die cultuur daar nog in zekere mate door, toch probeert de Vlaamse politiek zich te bevrijden van die geërfde Belgische reflexen en neemt men de Nederlandse politieke cultuur meer en meer tot voorbeeld. Eppink illustreert dat met tal van voorbeelden. Al moet men in Vlaanderen nog wel rekening houden met Belgische politieke verhoudingen, b.v. bij de vorming van politieke coalities, toch is er sprake van een groeiend kwalitatief verschil.
Vlaamse partijen oriënteren zich nu ook meer op de politieke stijl van hun politieke vrienden in Nederland. De culturele kloof tussen Vlaanderen en Nederland wordt daardoor kleiner.
De politieke openheid in Nederland die Eppink contrasteert met de beslotenheid en geheimzinnigheid van de Belgische politiek, dateert overigens pas van de laatste decennia. Tot de culturele omwenteling van de jaren '60 voltrok de politiek in Nederland zich, evenals nu nog in België, ook veel meer achter de schermen. Al vindt er dus tussen Nederland en Vlaanderen een toenadering plaats, de relatie tussen beide is over en weer nog heel ambivalent. Wat Vlaanderen betreft is er bewondering voor de wijze waarop in Nederland alles zo goed geregeld is, maar ook een afkeer van de Hollandse morele arrogantie en betweterigheid.
Al is de Belgische staat bijzonder kwetsbaar en is zijn legitimiteit gering, toch is het België-gevoel, aldus Eppink, veel taaier dan menig Vlaams en Waals nationalist denkt. Men moet de België-reflex in positieve en negatieve zin daarom niet onderschatten. Dat België-gevoel steunt thans vooral op een opvallende coalitie, t.w. die van de oude conservatieve Brusselse bourgeoisie en links-intellectuele en artistieke milieus in Vlaanderen dat in hun ogen te dorps, te rechts en kleinburgerlijk is. Zij zetten zich daarbij nog steeds af tegen een katholiek Vlaanderen dat volgens Eppink niet meer bestaat. Hoe dit zij, het oude in verval zijnde België behoudt in bepaalde kringen nog een zekere emotionele waarde als een land, waar men naar hartelust kan rommelen en ritselen, manipuleren en arrangeren, als een zondebok ook waarop men eigen falen en eigen schuld makkelijk kan afschuiven.