Joep Baartmans, Paul Beugels en Flip Droste
Joep Baartmans-Van Den Boogaart en Paul Beugels komen het meest kritisch uit de hoek. Eerstgenoemde - voorzitster van het Algemeen-Nederlands Verbond in Nederland - hekelt vooral de traagheid en de manifeste onwil van de Nederlandse overheid. Het Nederlandse Parlement had lange tijd nodig om het Cultureel Verdrag met Vlaanderen te behandelen. Niet om het grondiger aan te pakken, maar uit gebrek aan animo, aldus Baartmans. Het feit dat er in Brussel maar geen Vlaams-Nederlands Centrum komt, noemt ze ‘een staaltje van politieke onwil’, van Nederlandse kant dan. Dat de Nederlandse overheid geen cent beschikbaar stelde voor de studiedag op 19 april 1997 over de grensoverschrijdende samenwerking, een gezamenlijk initiatief van het Belgisch-Nederlands Grensoverleg (Benego) en ANV, vindt ze beneden alle peil. Bij de behandeling van het Cultureel Verdrag hadden beide parlementen sterk aangedrongen op inschakeling van het particulier initiatief bij de uitvoering ervan! Als er in de contacten tussen Vlaanderen en Nederland een richting valt aan te wijzen, dan is het voor J. Baartmans die ‘van incident naar structuur’. Voor haar is het zonneklaar: de politiek is het aan zichzelf verplicht om beleden betrokkenheid om te zetten in betrokken beleid.
Paul Beugels constateert dat het met de culturele samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen momenteel vrij goed gaat. Aan weerszijden van het ravijn tussen Essen en Roosendaal bloeien duizend bloemen. Zodra de culturele bondgenoten evenwel in hun beider buitenland moeten optreden, lijken ze plots verre vrienden, aldus Beugels. Zijn
Joep Baartmans-Van den Boogaart, voorzitster van het Algemeen-Nederlands Verbond in Nederland
analyse: ‘Het meest fundamentale tekort, de oorzaak der oorzaken, is het ontbreken van de politieke wil en wilsovereenstemming om onze samenwerking te smeden tot een hechte culturele coalitie die buiten de grens de kracht van een strategische alliantie kan aannemen.’ Veel hindernissen zijn voor hem te vinden ‘in de krochten van de bureaucratie’. De totstandkoming van het Cultureel Akkoord noemt hij ‘een bijna spookachtig proces’. Beugels was voorstander van een coherent Cultureel Verdrag met het Taalunieverdrag als ‘harde kern en dragende structuur’. Hij zet nog eens de voornaamste betrachtingen van het Comité Buitenlands Cultureel Beleid op een rijtje. Hij beëindigt zijn verhaal met een vurig pleidooi voor een sterk Europa van de regio's, waarin de diverse culturen ten volle aan bod komen. Nederland en Vlaanderen moeten daarin een ideaal stel vormen.
Het buitenbeentje in het boek is het artikel van prof. em. Flip G. Droste, een ‘koele vergelijking’ van een noordelijk en een zuidelijk verhaal, De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch en Het verdriet van België van Hugo Claus. Die twee titels ‘tonen helder de culturele identiteit van twee volken, die verwant zijn in hun taal maar verschillen in hun levensstijl.’