Europa van de regio's
Om minstens twee redenen zullen (vooral de middeleeuwse) historische regio's de druk van Europa beter kunnen weerstaan dan de nationale staten. Allereerst hebben ze ‘tijd’ gehad om zich te ontwikkelen. Gedurende eeuwen konden ze groeien en in dit langzame groeiproces beleefde de bevolking gelijklopende gebeurtenissen. Hierdoor kon een saamhorigheidsgevoel ontstaan, ondanks het bestaan van een soms agressief stedelijk particularisme. Bovendien vinden ze hun kern in gebieden die aantrekkelijk zijn voor landbouw, handel en industrie. Dit geldt zeker voor de grote regio's binnen de Lage Landen. De rijkdom en voorspoed van steden als Gent, Brugge en Dordrecht gaf deze gebieden een glans die nog blijkt uit veel kunstwerken. Vooral dit laatste gegeven lijkt mij hier van belang. Het is geen dorre opsomming van feiten die ons het verleden leren kennen, maar het is een beeld van creativiteit en vitaliteit dat zowel uitdaagt als inspireert. En het is dat beeld dat opduikt in het oude Vlaanderen dat over ‘de Schreve’ reikt tot in Frankrijk, dat zich laat zien in heel Brabant, in de havens in de Gouden Delta, meer nog dan binnen de landsgrenzen. De groeiende intensiteit van de contacten illustreert dat nog ten volle.
Deze te verwachten ontwikkeling, die al de nodige aanzetten daartoe kent, plaatst de toekomstige relatie tussen Nederland en Vlaanderen in een ander daglicht. De gesprekken die hier op het ogenblik over gevoerd worden, zijn in feite al achterhaald. Brussel en Den Haag praten over een werkelijkheid die er wellicht overmorgen niet meer in die vorm zal zijn! Dat een dergelijk toekomstperspectief velen afschrikt, of als te utopisch voorkomt, is begrijpelijk. Maar geldt dat niet voor elke belangrijke verandering die zich in het verleden heeft voorgedaan?
Deze terugkeer naar een levend verleden krijgt in een Europa, waarin door de geografische schaalvergroting de ingezetenen hun plaats dreigen te verliezen, trouwens een niet te verwaarlozen toegevoegde waarde. De burgers zullen in de geschiedenis herkenbare en vertrouwde plekken zien die een bestuurlijke tussenschakel kunnen vormen tussen henzelf en de overkoepelende EU. Ze vormen op die manier een valabel alternatief voor de nutteloos geworden nationale staten. Dit is geen uiting van een onder-de-toren-mentaliteit, maar wel van het besef dat een Europees burger die overal in dezelfde mate thuishoort, in feite nergens thuis is.
Raoul Bauer is hoogleraar cultuurgeschiedenis aan het departement Architectuur van Sint-Lucas en onderzoeker aan de KU Leuven