[Nummer 2]
Vooraf
Het buitenbeeld van België
● Guido Logie
Op het congres Het buitenbeeld van Nederland, georganiseerd op 22 mei 1997 in Amsterdam n.a.v. 50 jaar Radio Nederland Wereldomroep, zei drs. J.C. Blankert, voorzitter Vereniging VNO-NCW: ‘Een imago is niet vàn ons, het gaat over ons. Het zit in het hoofd van andere mensen. (...) Een imago is geen zorgeloos bezit.’ Voor het buitenbeeld van Nederland zijn natuurlijk onverwoestbare begrippen als molens, klompen, tulpen en kaas bepalend maar de laatste jaren moet men er ook het gedoogbeleid ten aanzien van soft drugs aan toevoegen. Vooral Frankrijk blijkt niet in staat daar enig begrip voor op te brengen. ‘Nederland: het land waar de overheid regels vaststelt voor het gedogen van wetsovertredingen,’ aldus Blankert.
En België? Hoe is het met het imago van België gesteld? Wie als Belg maar even de landsgrens passeert, of in eigen land een praatje maakt met buitenlanders, weet het wel. Van het imago van België blijft geen spaander heel. België is een beklagenswaardig doodziek land van corrupte, sjoemelende politici, van machteloze politiemensen, van onbetrouwbare rechters, van kinderverkrachters en -moordenaars... Wie toch nog een poging zou wagen om een paar positieve aspecten op te sommen, wordt ongenadig weggelachen. Het is ook niet niks wat er in het katholieke koninkrijk aan de Noordzee de laatste jaren allemaal aan het licht is gekomen: de Bende van Nijvel, de moord op André Cools, de Agusta- en Dassault-smeergeldaffaires, het misbruik van en de moorden op jonge meisjes door Dutroux en zijn handlangers, de talrijke pastores die zich aan jonge jongens vergrijpen, het welig tierende racisme... Laten we eens de stemmen beluisteren van een tweetal buitenstaanders - Nederlandse journalisten - dat goed met België vertrouwd is. Derk Jan Eppink vertelde in De Standaard van 4 februari 1998 hoe hij van een collega in Kaapstad de vraag voorgeschoteld kreeg: ‘Is dat nu één groot pedofielennest?’ ‘Ten slotte is het beeld van België in het buitenland totaal afgebroken,’ schrijft Eppink in zijn analyse van de manier waarop een deel van de Vlaamse pers aan de sloop van het Belgisch imago meewerkte. In RD Accent van 21 maart 1998 publiceerde K.R. Corver aan het einde van 8 jaar correspondentschap in Brussel een pagina onder de titel Een aardig land: over de ziektes en de charmes van het verpolitiekte België. Deze kop alleen al spreekt boekdelen. België is een zwaar ziek land door de verwevenheid van politiek, gerecht en misdaadmilieu.
‘Deze combinatie van verpolitisering plus het vermogen om vrijwel alles te kunnen “regelen”, maakt het reilen en zeilen in dit land voor de onervaren buitenstaander in het begin nogal ondoorzichtig. Pas na geruime tijd komt men erachter dat wie niet over een “lange arm” beschikt, niets voor elkaar krijgt,’ aldus Corver. De ‘lange arm’ definieert hij als ‘het netwerk van relaties dat je in België op elk niveau nodig hebt’. Corver bekent dat hij zich al vrij gauw thuis voelde in België omdat hij enkele jaren correspondent in Rusland was waar zelfs in de Sowjet-tijd ‘presentjes’ een normaal verschijnsel waren om het systeem te oliën!
Er is de laatste tijd in België nogal wat gebakkeleid over een zogeheten ‘nieuwe politieke cultuur’. Men zou de Belgische ziekte met wortel en tak uitroeien, kordaat komaf maken met de eindeloze kringloop van hand- en spandiensten tussen degenen die macht hebben en degenen die een of andere gunst van die machthebbers moeten bekomen. Maar gaat het hier wel om een verschijnsel dat men op korte tijd kan veranderen? Betreft het hier inderdaad niet veeleer een ziekte waartegen nog geen doeltreffend medicijn gevonden is?
België is een gefederaliseerd land. Is er in de deelstaat Vlaanderen sprake van een andere, van een nieuwe politieke cultuur? Of zijn de ziekteverschijnselen van het federale België ook terug te vinden in de deelstaat? In het boek Nederland en de toekomst van Vlaanderen schrijft prof. Ludo Abicht: ‘Er dreigt echter een groter gevaar, namelijk dat de oude politieke cultuur ook de nieuwe (Vlaamse) politiek kan aantasten, met als resultaat dat dit autonome Vlaanderen niets anders wordt dan een “klein België”, met alle kwalen van cliëntelisme en dagelijkse corruptie vandien.’ Hoe het ook zij, te vrezen valt dat het nog lang zal duren vooraleer het zwaar gehavende imago van België, en derhalve van Vlaanderen, enigszins hersteld zal zijn. De Vlaamse regering is het ondertussen wel aan zichzelf verplicht om met een krachtig en succesvol beleid te bewijzen dat het ànders kan. Dat kan de samenwerking met Nederland alleen maar ten goede komen. Een imago is geen zorgeloos bezit!