Het cultureel verdrag werd door het Vlaams Parlement bij decreet goedgekeurd op 28 februari 1996. De Nederlandse Tweede Kamer heeft het nog steeds niet bekrachtigd. Concrete invulling van het verdrag kan uiteraard pas na parlementaire bekrachtiging in beide landen. Moeten we uit deze lange wachtperiode afleiden dat de uitvoering van het verdrag niet echt prioriteit heeft, of spelen hier andere factoren mee?
‘Ik stel vast dat Nederland er blijkbaar geen hoge prioriteit aan geeft. Op het niveau van de regeringen primeert het nationale belang. Wij moeten onze energie stoppen in het verkleinen van de afstand tussen de theorie - samenwerking - en de praktijk - nationale - belangen. Soms slagen de Nederlandse en de Vlaamse regering erin hun belangen te koppelen en zo belangrijke probleemdossiers definitief te regelen. Dat was het geval met de keuze van het HST-tracé en de goedkeuring van de Scheldeverdieping. Ik vind dat een goede deal.’
Tijdens de hoorzitting die door het Vlaams Parlement op 8 februari 1996 aan het verdrag werd gewijd, merkten de deskundigen van het veld eensgezind op dat het verdrag een intentieverklaring is, tot niets verplicht, maar wel veel mogelijk maakt, op voorwaarde dat Nederland en Vlaanderen de politieke wil, en dus ook de financiële middelen, hebben om er iets van te maken. Hoe ziet u dat?
‘Dat klopt. Dat staat ook in onze resolutie: men moet een jaarlijks prijskaartje hangen aan wat men wil doen. Minister-president Luc van den Brande heeft verklaard dat hij de nodige gelden heeft voorzien. Deze financiële toezegging moet getoetst worden aan de praktijk. Als parlementsleden moeten we waakzaam blijven.’
Tijdens diezelfde hoorzitting waarschuwde een Nederlandse deskundige voor te hooggespannen verwachtingen in Vlaanderen betreffende de concrete invulling van het verdrag. Nederland, zo luidde de vrees, zou de ondertekening en ratificering van het verdrag vooral bedoelen als een soort officiële morele steun, maar zou niet de intentie hebben voor een stevige invulling van het verdrag te zorgen. Deelt u die vrees?
‘Deels wel. Je moet ook realist zijn: er is een eenheid van taal en een cultuurverwantschap. Nederland en Vlaanderen hebben gedeeltelijk een verschillende cultuur. Maar dat geldt ook voor diverse regio's in Nederland zelf. Waarom zouden die culturele verschillen dan ook niet mogen bestaan tussen Nederland en Vlaanderen? Dat is voor mij geen probleem. Totale samenwerking is dus niet mogelijk, en wellicht ook niet wenselijk. Voor sommige sectoren zou het al mooi zijn als je in de grensregio's tot samenwerking kunt komen. De invulling van het verdrag zal mede afhangen van de toetsing van de Vlaamse en Nederlandse belangen. Soms zal er een gemeenschappelijk belang zijn, of zullen de Vlaamse en Nederlandse belangen gekoppeld worden.’
Hoe zou u het verdrag concreet ingevuld willen zien? En welke structuur zou daartoe opgezet moeten worden?
‘Er moet een denktank komen voor het buitenlands beleid van Vlaanderen. Bovendien moet de Vlaamse intelligentsia haar visie over en wensen naar Nederland toe durven onderzoeken. Helaas zijn er weinigen in Vlaanderen die daar wakker van liggen. Er is in Vlaanderen een gebrek aan traditie inzake lange-ter-mijnvisies. Vlaanderen moet zien wat het kan doen in de Europese Unie, en wat het in die context kan doen met Nederland. De denktank moet het beleid de nodige elementen aanreiken om een strategie uit te zetten. Als dat op een geloofwaardige manier gebeurt, zal ook Nederland wel regelmatig inzien dat er een gemeenschappelijk belang is. Het verdrag kan dan als middel gehanteerd worden om iets te bereiken.’
Het Algemeen-Nederlands Verbond was ooit een van de inspiratoren van de Nederlandse Taalunie. Welke rol kan een versterkt ANV (op 1 januari 1997 wordt het Algemeen-Nederlands Congres in het ANV geïntegreerd) spelen in de uitvoering van het verdrag?
‘Het ANV mag niet te beschaamd zijn om zich met zijn grote ervaring aan te bieden. De overheid zou er goed aan doen het ANV te vragen voor de genoemde denktank. Dat is gewoon verstandig beleid. En de Algemene Conferentie moet het forum worden van alle verenigingen die bezig zijn met de Nederlands-Vlaamse samenwerking.’
Michel Backaert