Commandeur André G.M. de Beul
ANV-voorzitter André de Beul kreeg op de zomerse woensdagavond 5 juni jl. uit handen van Jan Warmenhoven, ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden, in diens residentie in Brussel een hoge koninklijke onderscheiding uitgereikt. Koningin Beatrix had hem tot Commandeur in de Orde van Oranje Nassau benoemd om zijn vele verdiensten op het vlak van de Nederlands-Vlaamse samenwerking.
‘Deze feestelijke bijeenkomst heeft als doel enige ogenblikken stil te staan bij de betrekkingen tussen Vlaanderen en Nederland en, heel in het bijzonder, de rol hierbij van de heer André de Beul,’ zei de ambassadeur aan het begin van zijn toespraak. Het stadium van kennismaking en uitwisselingen ligt nu net achter de rug. Het gaat voortaan om samenwerking en gemeenschappelijk beleid. ‘André de Beul is één van degenen die - van dichtbij of op afstand - de geschetste ontwikkelingen heeft voorbereid, begeleid en uitgewerkt,’ aldus de ambassadeur die vervolgens de verdiensten van De Beul ter zake kort schetste. Als parlementslid had De Beul twintig jaar lang, van 1971 tot 1991, bijzondere aandacht voor de relatie tussen Nederland en Vlaanderen. Gedurende bijna negen jaar was hij ‘een zeer actief lid van de Interparlementaire Commissie van de Taalunie’. Tezamen met wijlen Johan Fleerackers zette hij zich sterk in voor het tot stand komen van de Nederlandse Taalunie. Ook voor de oprichting van het VCC ‘De Brakke Grond’ in Amsterdam leverde hij heel wat inspanningen. Hij was verder de initiatiefnemer van het internationaal colloquium ‘Het Nederlands in de wereld’ dat in oktober 1991 in Brussel plaatsvond. En nu, niet langer lid van het parlement, is hij actief als voorzitter van het ANV, ‘dat hij op dynamische wijze leiding geeft’, aldus de ambassadeur.
Warmenhoven stond vervolgens even stil bij de rol van het ANV in de samenwerking tussen Noord en Zuid. De nieuwe vorm van betrekkingen vereist een grotere ondersteuning vanuit de maatschappij. ‘Organisaties als het ANV lijken mij in dat verband levensnoodzakelijk. Zij zullen de broedplaats moeten zijn voor inventieve ideeën en voorstellen om onze maatschappelijke en culturele realiteit meer op elkaar te laten aansluiten,’ zei de ambassadeur. Hij bracht nog even De Beuls concept van een ‘gemeenschappelijk cultureel gemenebest’ ter sprake, zonder zich er evenwel over uit te spreken, en reikte vervolgens de versierselen uit.
De gelauwerde - die zich overigens als ingewijde in de heraldiek en collectioneur van eretekens liet kennen - toonde zich in zijn goed doordacht dankwoord bijzonder verheugd met de belangrijke onderscheiding. Hij dankte voor de eer die hem te beurt viel en zei eerlijk niet te ontkennen dat het zijn ijdelheid streelde. Maar afgezien van deze persoonlijke reden, zag hij deze huldiging vooral als een officiële erkenning van het streven naar samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland en dat verheugde hem ten zeerste. Als zodanig betrof de onderscheiding niet alleen zijn persoon, maar het hele ANV. De Beul zei verder dat het niet zijn aard is om met zijn emoties te koop te lopen. ‘Voor velen lijk ik een nogal streng man, maar wie mij beter kent, weet ook wel beter,’ aldus de ANV-voorzitter. In omstandigheden als deze grijpen Vlamingen volgens hem graag naar de poëzie om hun emoties te vertolken. De Beul zocht bij J.W.F. Werumus Buning en citeerde uit de bundel Voor twee stuiver anjelieren volgende veelzeggende copla: ‘Ik heb nog net drie druppels inkt/Ik weet hoe de wereld stinkt/ Ik wou ermee schrijven in letters van goud/Hoeveel ik van de wereld houd.’
Na dit officiële gedeelte vergastten de ambassadeur en mevrouw Warmenhoven de vrij talrijke groep belangstellenden op een hapje en een drankje. (gl)