Dubbelportret
De Ardennen
Peter Krug
Jacques Perk (1859-1881) markeerde het begin van een nieuwe periode in de Nederlandse poëzie met zijn Mathilde, een sonnettenkrans, een reeks van honderd sonnetten, waarmee hij grote invloed op de Tachtigers uitoefende. Als dichter kwam hij tot volle ontplooiing na zijn ontmoeting met het Waalse meisje Mathilde Thomas, in de Ardennen. Aan Perks verblijf in dit prachtige gebied herinnert nog een monument in La Roche, een rots waarop een citaat van Perk is aanggebracht: ‘Ik ijl naar mijn geliefde, de lustige Ourthe/Die mij schaterend opvangt...’ Bekend is het gedicht ‘Het lied des storms’, uit genoemde bundel, een pleidooi voor het individualisme.
Ook een hedendaags Vlaams dichter als Herman de Coninck werd geïnspireerd door de schoonheid van de Belgische Ardennen. Hieraan wijdde hij zijn gedicht ‘Daverdisse’, dat geen nadere toelichting behoeft.
Het lied des storms
Door 't woud der pijnen zucht en kreunt de wind
En machtig wuiven de gepluimde toppen
en strooien rond de zware schilferknoppen,
Die stuiven over 't knerpend naaldengrint.
En uit het hemelgroen dier ruige koppen,
Die schudden: ja, en neen, verward, ontzind...
Daalt daar een lied op 't bevend mensenkind,
Dat van een groots ontzag de borst voelt kloppen:
‘De duizend, die zichzelf nooit wezen konden,
Bezitten saâm één waarheid, die hen bindt;
Hun is 't geloof, dat spreekt uit duizend monden;
Maar wie, wat menselijk waar is, zelf ontgint,
Voelt zich, aan zich door zich alleen verbonden,
En weet, dat hij voor zich slechts waarheid vindt.’
(Uit: Verzamelde gedichten, Arbeiderspers, Amsterdam, 1957)
Daverdisse
De meandertalen van de Lesse. Wouden
slikken de regen van gisteren
in, het bos tikt als een klok.
Water moet dringend, over een eeuw of tien,
ergens wezen, en snijdt met harde g's
bochten af. Water, wild op zoek naar later.
Alleen schuim blijft ter plaatse, groenwitte
aders in woedend wegschietend marmer.
En een horizon vol beuvels,
een veilig rondom, een royaal gebaar.
Dood zijn is niet zo erg, ik deed het, voor ik
geboren werd, al een paar miljoen jaar.
(Uit: De bectaren van het geheugen, Manteau, Antwerpen, 1985)