Lofzang op een stad
Delft 750 jaar cultuurstad
Peter Krug
Dit jaar herdenkt Delft het feit, dat de stad 750 jaar geleden stadsrechten kreeg. Met een groot aantal activiteiten zal worden herdacht, dat Delft eeuwenlang historisch, cultureel en economisch een belangrijke rol heeft gespeeld. Hiervan getuigen namen als Hugo de Groot, Antonie van Leeuwenhoek, Johannes Vermeer, Carel Fabritius en Hubert Kornelsz. Poot. Twee leden van het Oranjehuis Floris Maurits en koning Willem I hebben de basis gelegd van de Delftse ingenieursopleidingen.
Er zal over de manifestatie ‘Delft 750 jaar cultuurstad’ nog veel geschreven worden. Neerlandia beperkt zich hier daarom tot het weergeven van de impressies van een aantal dichters, die elk op hun wijze de sfeer en het karakter van de prinsestad tot uitdrukking hebben gebracht.
Prinsenhof
Septembermiddag, weet nu zeker: tijd
bestaat met, nee, ieder moment kan zich
achter ruitjes een ganzeveer vertonen.
Hoog in de toren tintelt stil kristal
van brons zijn kil moment;
resten licht nog op de zonnewijzer en
van de hagen valt de schaduw langer
als een bladzij uit een andere eeuw.
Delft
Behoedzaam tast het licht langs oude muren,
rust op het water, kalm en ingekeerd,
en glanst in bleke arduinen en glazuren-
De wereld is hier afzijds en verweerd
maar niet versteend tot uitgestorven vormen:
de stad werd ontoegankelijk voor de dood.
Nog ruisen langs de grachten voorjaarsstormen;
de toren steigert, eeuwig rank en groot.
boven de driften en het lot der mensen
onwerelds in de koele zonneschijn;
en wolken trekken als vervulde wensen
over dit spiegelstil en klaar geheim.
Delft
Het parelgrijze met de zachte tinnen,
Getekend tegen een teer leien lucht,
Langzame grachten en de enkle vlug
Geschetste lijnen van een kleine brug -
Zelfs bij dit in een glorieloze wolk
Regen en nevels weggedoezeld volk,
Dit uitgestreken laagland zonder vlucht,
Is er iets hemels in het hooggewelfd
Toren- en wolkenspel boven oud Delft,
In tinten om voor altijd te beminnen.
Oud gerechtsgebouw - stadhuis te Delft
Onder de kroonlijst gluren half voorover
Vier hoofden. Naast de gladde jong'ling hangt
een baardig krijgsheld; dan, zwaarder en grover,
'n Fonteingod, die naar stroomnimfen verlangt,
Doch dulden moet, dat hem een leeuw flankeert,
Met ruwgegolfde manen en een ring.
Is 't déze vierschaar die het recht beheeft?
En 't wilde Dier spreekt mee in het geding...
Op 't stenen front, geleund aan sierpilaren,
Wil een gestalte uit haar plooien komen:
Een godin met de weegschaal van het wáre
Recht; en, als had zij een beroep vernomen.
Treedt zij uit, daalt af, - maar verstijft van verre
Voor rijen blauwe duivenkoppen,
Die 't dak bevuilen en haar hulp versperren
En zich aan 't hart der magistraat verstoppen.