[Nummer 2]
Commentaar
Stellingname in spellingzaak
Hans Meulemans
Nog steeds kan je geen dag- of weekblad opslaan of er staat wel iets in over de nieuwe spelling, die met ingang van 1 september 1997 verplicht wordt voor overheid en onderwijs. Over een aantal punten, waaronder het verdwijnen van de voorkeurspelling is men het wel eens. De discussie gaat natuurlijk over de punten waarover verschil van inzicht bestaat. Het meest spectaculair is de discussie omtrent de tussen-n.
Voor taalkundigen is het een taaltechnisch vraagstuk. Althans, dat lijkt het voor de gewone taalgebruiker. Voor deze groep liggen de emotionele reacties vaak meer voor de hand. Hoewel ook aan de deskundigen natuurlijk emoties niet vreemd zijn en anderzijds de gewone gebruiker hele praktische argumenten kan aanvoeren.
Wanneer je als niet-deskundige de verschillende reacties leest, weet je op het laatst niet meer wat je ervan denken moet. Juist omdat de deskundigen hun kritiek goed onderbouwen word je voortdurend heen en weer geslingerd.
Heb je bijvoorbeeld een artikel gelezen over melodische aspecten ter onderbouwing van het wel of niet gebruik van de tussen-n en spreekt dat je aan, heb je het getoetst aan een kinderliedje en vind je dat ter zake doende, dan komt een volgende deskundige vertellen, dat er van dat verhaal niets klopt. En het vervelende is, de onderbouwing van dat standpunt snijdt ook hout. Hetzelfde verhaal gaat op wanneer beweerd wordt, dat opeenvolgende klanken taaltechnisch niet uitgesproken kunnen worden zonder een tussen-e of -en. En weer is er een deskundige, die aan de hand van voorbeelden aantoont dat dat absolute onzin is.
En dan vraagt men aan een organisatie als het ANV, wat vinden jullie nu van die nieuwe spelling? Gewetensvraag? Nee, eigenlijk niet.
Het ANV heeft zich altijd op het standpunt gesteld, dat een levende taal aan veranderingen onderhevig is en dus ook een flexibele spelling kent. Dat wil zeggen, dat de spelling mee verandert in het tijdsbeeld. Eens in de zoveel tijd ontstaat de behoefte om de spelling in nieuwe regels te vatten. Regels hebben echter het nadeel dat ze soms te ruim en soms te strak zijn om taal in te kunnen vangen.
Het vaststellen van de regels is meestal toevertrouwd aan deskundigen. Waar dat toe kan leiden is hierboven aanschouwelijk gemaakt.
Er is echter geen andere werkwijze mogelijk. Gevolg van deze werkwijze is dan ook, aangezien deskundigen zich van anderen onderscheiden door hun specifieke deskundigheid, dat er altijd verschillen van inzicht zullen blijven bestaan. Bij economen is het overigens van hetzelfde laken een pak. En er bestaat niet voor niets een gezegde ‘zoveel hoofden zoveel zinnen’.
Het ANV was destijds één van de initiatiefnemers om te komen tot de instelling van de Nederlandse Taalunie. Aan de Taalunie is het regelen van de spelling toevertrouwd.
Deskundigen buigen zich over de problematiek, waarna de Taalunie de knopen doorhakt. Die bevoegdheid hebben zij en daar wil het ANV niet aan tornen.
Het ANV staat dan ook àchter het uiteindelijke besluit, dat door de beleidsverantwoordelijke ministers wordt genomen.
Hans Meulemans