‘Brandende kwestie’
Heeft het bij zoveel relativisme dan nog zin om over ‘culturele identiteit’ te spreken? Zeker wel. Het thema is een ‘brandende kwestie’. In de opinierubrieken van de Nederlandse en Vlaamse kranten wordt er duchtig over gebekvecht en een reeks academische essays bewijst dat het een thema is dat de mensen bezighoudt, maar -voegt Kossmann er in zijn uitdagend opstel over
De
Jan Kits Nieuwenkamp (tweede van rechts), voorzitter van het curatorium van de leerstoel Foto: L. Romme, Amsterdam
natie in de Nederlanden kritisch aan toe-: ‘het zou wellicht een ernstiger behandeling verdienen dan het nu meestal krijgt’ (1994). Volgens Kossmann ontbreken twee elementen bijna geheel in de discussie: de Zuidnederlandse dimensie en de wetenschappelijke dimensie.
Ik begin met de tweede dimensie, de wetenschappelijke. Kossmann betreurt dat de academische discussianten voorbijgaan aan de vele studies over nationalisme en identiteit die er de laatste jaren verschenen zijn en dat ze zich beperken tot een naïef-empirische benadering. Zelf heb ik die studies van bij voorbeeld Geyl (1936, 1938), A. Smith (1991), E. Gellner (1983, 1994 in het Nederlands), E.J. Hobsbawm (1992, 1994 in het Nederlands), S. Couwenberg (1994), H. Waltmans (1995) wel gelezen en die hebben mij er bij voorbeeld van overtuigd dat men de begrippen ‘natie’ en ‘staat’ niet moet verwarren, maar ook dat men de termen ‘natie’ en ‘culturele identiteit’ niet door elkaar moet halen. Anders dan Kossmann die stelt dat ‘natie’ en ‘identiteit’ in het huidige spraakgebruik ongeveer hetzelfde betekenen, zou ik hier een duidelijk onderscheid willen aanbrengen.