Voor & Tegen
Tegen
Leenwoorden alleen in het beslist onvermijdelijke
Op de eeuwfeestviering van het ANV zei de Vlaamse Eerste Minister: ‘De taal is gans het volk. Wie zijn taal verliest, verliest zijn identiteit’ (= eigen geaardheid). Het gebruik van onnodige leenwoorden vind ik dan ook een teloorgang van het hoogste cultuurgoed van een volk: zijn taal. Sprak Guido Gezelle niet van: ‘mijn schone Moedertale?’
Het behoud van het Nederlands met zo min mogelijk leenwoorden, is voor mij een soort Monumentenzorg: onderhoud van het monument ‘goed Nederlands.’
De reden dat ik tegen het gebruik van leenwoorden ben, is omdat leenwoorden onnederlands zijn geschreven. Logisch, want ze horen thuis in een andere taal. Voorbeelden hiervan zijn: accepteren (c als k en s uitgesproken), accent (= tongval en nadruk), auteur, ambulance (c als s, in plaats van ziekenwagen) en dergelijke. Dit is uiteraard geen pleidooi voor een Nederlandse schrijfwijze (kado), want dan wordt het feit dat het een leenwoord is, veronachtzaamd. Geleende voorwerpen - en dus ook woorden - zijn niet van jou en behoor je dus terug te geven, als je ze niet nodig hebt.
‘De taal is gans het volk,’ dus moet begrijpelijk zijn voor vele vreemdelingen uit een groot aantal landen. Aan hen willen wij juist snel ‘goed’ Nederlands bijbrengen.
Er zijn verschillende soorten leenwoorden: de volledig buitenlandse als überhaupt, so wie so, budget, bottle neck, barrière, condoléance enzovoort; de vernederlandste leenwoorden als begeesterd, inschatten, gerecycled, checken, relaxen, dumpen. Ook in Van Dale's woordenboek staan deze woorden duidelijk aangegeven als ‘>E’, dat wil zeggen, geleend uit het Engels. Dan zijn er nog de woorden die geleend worden in een andere betekenis, zoals het woord visitekaartje, dat niet meer gebruikt wordt bij ‘op bezoek gaan’, maar als naamkaartje.
Tot hoever kan je gaan in het niet aanvaarden van leenwoorden? Dat is de doorslaggevende (niet cruciale) vraag. De Duitse taal gaat mijns inziens daarin het verst: Fernsprecher, Fernsehen, Rückhand (met tennis). Franse overheidsdienaren kunnen bij herhaald gebruik van onnodige leenwoorden een boete van FF50.000 of een half jaar gevangenisstraf krijgen!
Voor mij ligt de grens bij de redelijkheid, het gangbaar en bekend zijn van het Nederlandse woord. Accepteren is wat mij betreft aanvaarden, maar welk woord moet acceptgiro vervangen? Ingenieur vervangen door vernufteling kan voor mij niet, maar wel ingenieus door vernuftig. De airbag bij het autostuur moet meteen inburgeren als luchtzak.
Als schrijvers zo graag leenwoorden gebruiken, waarom lees ik dan vaak: ‘inefficiënt en ondoelmatig’, ‘dat boek boeit en fascineert mij’, hij sprak met gezag en autoriteit’ en als klap op de vuurpijl ‘een professioneel beroepsleger.’ Dit is taalverloedering, die ontstaat door het ‘dubbelop’ gebruik van goed Nederlandse woorden en leenwoorden.
M.C. Tideman, ANV-werkgroep Goed Nederlands