Geschiedenis
Huizinga revisited
Een gesprek met Jo Tollebeek over zijn recente bundel De IJkmeesters, geschiedschrijving in Nederland en België en over de terugkeer naar het meeslepende verhaal
Martine van Eck
Martine van Eck (1967) studeerde Mentaliteitsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze studeerde af op Amerikaanse onheilsverwachtingen in de laatste dertig jaar, waarvan een verkort artikel ‘De Amerikaanse droom gebroken’ verscheen in Groniek (1994). Tevens publiceerde zij in Palimpsest ‘Censuurgeschiedenis in Japan, Korea en China’ (1991). Thans werkzaam als free-lance onderzoeker en redacteur bij uitgeverijen.
De historische belangstelling is aan het veranderen. Het wetenschappelijke maar droge onderzoeksverslag dat in de jaren zestig opgeld deed onder historici verliest langzaam maar zeker terrein aan het meeslepende en evocerende verhaal over het verleden. Geëngageerde geschiedschrijving (het verleden als middel om het heden te verklaren) maakt plaats voor de opvatting dat het verleden an sich interessant is. Parallel aan deze ontwikkelingen neemt de interesse voor een bij uitstek vreemde en exotische periode, de Middeleeuwen, toe.
Een duidelijke aanwijzing voor deze verandering is de grote belangstelling voor het werk van historici als leGoff en Duby, maar ook voor romans als In de naam van de roos van Eco. Ook het bloemrijke werk van Johan Huizinga wordt weer gelezen, en dan vooral zijn Herfsttij der Middeleeuwen.
Vond een in 1972 te Groningen georganiseerd Huizinga-congres nog nauwelijks weerklank, nu is dat anders. Van 1989 tot 1991 werd Huizinga's correspondentie uitgegeven; in Leiden werden een tentoonstelling en een symposium aan zijn nalatenschap gewijd. Kort achter elkaar verschenen in 1994 twee biografieën over hem. Historicus Jo Tollebeek ziet in Huizinga's ideeën een manier om de geschiedenis en de geschiedbeoefening weer midden in de samenleving te plaatsen. Want, zo zegt hij, ‘geschiedenis is franje geworden.’ Tegenover oude, verstarde opvattingen over geschiedenis staat een nieuw, bijna romantisch enthousiasme. Deze situatie is goed vergelijkbaar met die van bijna honderd jaar geleden, de tijd van Huizinga. Tollebeek lijkt, hoe bescheiden hij ook overkomt, met een meer literaire geschiedschrijving in Huizinga's voetsporen te willen treden.
Jo Tollebeek (1960) studeerde geschiedenis in Leuven. Hij legde zich tijdens zijn studie vooral toe op de Middeleeuwse geschiedenis en promoveerde er op meer cultuurhistorisch georiënteerd onderzoek. Sinds 1992 bekleedt hij een postdocplaats aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn werk concentreert zich op de wording van de wetenschappelijke geschiedbeoefening, het thema van zijn dissertatie De toga van Fruin. Denken over geschiedenis in Nederland sinds 1860 (1990), waarbij hij het standpunt huldigt dat de belangstelling voor het verleden een op zichzelf staande belangstelling is. Deze opvatting lichtte hij nader toe in De vreugden van Houssaye, een ‘apologie van de historische interesse’, waarover straks meer.
De IJkmeesters, een bundeling van tien reeds eerder in verschillende tijdschriften verschenen artikelen, is deels een aanvulling op De toga van Fruin, deels een voortzetting van De vreugden van Houssaye. In de bundel komt, naast de Nederlandse, ook de Belgische geschiedschrijving van de negentiende en twintigste eeuw aan bod. Onderliggend wordt het karakter van het historisch besef in beide landen aan de orde gesteld. Wat volgt is een schets van de ontwikkelingen in de geschiedbeoefening in Nederland en België, waarvan de terugkeer naar de ‘historische sensatie’ van Huizinga het voorlopige eindpunt lijkt te zijn.