vraagd’ door buitenlandse organisatoren. Dus accent op export! En in één wordt gesteld dat ‘import’ van geen belang is. Zijn de kunsten niet eerst en vooral een wisselwerking tussen verschillende culturen en landen? Kan onze eigen kunst wel bestaan als een generatie toeschouwers en artiesten niet regelmatig geconfronteerd worden met wat er gaande is in andere landen?
Een andere prioriteit heet de samenwerking met Nederland te zijn. Goed, daar zijn alle redenen toe. Al kennen de Nederlandse en de Vlaamse overheid andere snelheden, structuren, beleidskeuzes en beslissingsmechanismen. Is het daarom dat deze samenwerking nog maar weinig totstandgebracht heeft? Samen eens aanwezig zijn op een boekenbeurs in Frankfurt of op een tentoonstelling in Venetië zijn dan misschien wel goede aanzetten, maar voorlopig geen exponent van een hechte gezamenlijke buitenlandse kunstpolitiek. Het moet gezegd: vooralsnog blaakt Nederland niet van enthousiasme om in deze enige interesse aan de dag te leggen. Waarschijnlijk wordt de noodzaak ervan noch de nood eraan (door een reeds sterk uitgebouwde internationale traditie?) in Nederland voldoende beseft.
Mag het in 1993 plots opgedoken programma ‘Culturele Ambassadeur van Vlaanderen’ als een ander accent gezien worden?
Ik mag hopen van niet. Toen het plan gelanceerd werd was er niet alleen verwarring tussen de initiatiefnemende minister-president en de minister van cultuur maar ook in de sector. Enkele uitverkorenen bleven zitten met een dubbel gevoel: blij met het aangeboden extra geld, maar onwennig tegenover deze titel, haar vage opdracht en het onartistieke van het achterliggende idee. Het programma verwijst naar een buitenlands kunstbeleid gericht op prestige, direct maar kortstondig scoren en dienstbaar voor andere dan artistieke doelen.
Het is te hopen dat het budget ‘internationale culturele samenwerking’ en dit van het ‘cultureel ambassadeur’-programma samengevoegd worden. Een op te stellen beleid kan er vanuit een krachtiger financiële basis mee uitgebouwd worden.
De artistieke bedrijvigheid vandaag speelt zich per definitie internationaal af. Een lokale kwaliteit wordt mede vastgesteld door internationale verhoudingen en verworvenheden. Wetende dat Vlaanderen een klein land is, met weliswaar een grote kunstkwaliteit, zal er binnen beperkingen gewerkt moeten worden. Vandaar dat over een internationaal kunstenbeleid goed nagedacht zal moeten worden omdat het bereiken van het juiste evenwicht delicaat ligt.
De keuze voor een beperkt aantal landen moet gemaakt worden, gekoppeld aan een timing waarbinnen één en ander wenselijk gerealiseerd wordt. De invulling gebeurt in samenspraak met de lokale kunstenaars, producenten en organisatoren.
Een internationale artistieke activiteit speelt zich rond een aantal kerngegevens af. Naast deze gezamenlijke invulling richt men zich op continuïteit, regelmatigheid en met het oog op resultaten in allerhande samenwerkingsprojecten. Een beleid als bedoeld ambieert een zo geïntegreerd mogelijke artistieke praktijk. Werken met continuïteit is hiervoor een onmisbaar element.