Meer taalfierheid
In zijn bijdrage ‘Meer taalfierheid gevraagd’ (Neerlandia 2/95, p.14) betoogt de heer S.W. Couwenberg onder andere dat het Nederlands als wetenschapstaal meer en meer in de verdrukking komt. Ik deel dat gevoel ten volle, maar op zichzelf schieten we met die gevoelens niets op. Wel roepen ze vragen op, zoals: is aan die ontwikkeling op een zinnige wijze iets te verhelpen en zo ja, wat dan en hoe? En voorafgaand daaraan: hoe is de stand van zaken eigenlijk?
Veruit de meeste Nederlandstalige wetenschappelijke rapporten behoren tot de zogenaamde grijze literatuur: het zijn de interne dienstrapporten met een - in de regel kleine - verspreiding daarbuiten onder rechtstreeks betrokkenen. Daarnaast vinden enkele bijzondere studies een veel ruimere verspreiding. Nederlandstalige technische tijdschriften bieden in dit opzicht weinig: zij worden heden ten dag commercieel geëxploiteerd en kennelijk passen daarin bijna uitsluitend algemene en oriënterende verhalen.
De stand van zaken met betrekkingen tot de grijze literatuur, is verre van ideaal. Weliswaar moet sinds enige jaren in Nederland van elke wetenschappelijke nota een exemplaar naar de Koninklijke Bibliotheek, maar daarmee wordt hun inhoud niet breder bekend - terwijl een deel van die rapporten dat zeker verdient. Wel verschijnt uiteraard het een en ander in een meestal bewerkte vorm in Engelstalige tijdschriften, maar de kans is niet gering dat zulke stukken ondergesneeuwd worden door lawines aan Engelstalige artikelen, die geen sterveling, op welk deelgebied dan ook, kan bijbenen. Hoe dit alles ook zij, het is bepaald geen uitzondering dat in Nederland vaklui in het geheel geen kennis, of slechts een flauwe notie hebben, van wat collega's elders in den lande in de afgelopen jaren hebben uitgebroed. Dat wordt wel degelijk links en rechts als een ernstig tekort gevoeld.
Hier ligt naar mijn mening hèt aanknopingspunt om op een ook wetenschappelijk zinnige wijze het gebruik van het Nederlands als wetenschapstaal te bevorderen. Zo zouden zonder al te grote kosten een aantal tweemaandelijkse reeksen kunnen verschijnen, waar mogelijk steeds in Nederlands-Vlaamse samenwerking. Zou men dan bovendien de meest waardevolle bijdragen jaarlijks bundelen in Engelstalige uitgaven, dan zou dit vanuit de Lage Landen een eersteklas internationale presentatie van eigen onderzoekswerk betekenen!
J. van Malde, Voorschoten