| |
| |
| |
Regio
Naar een transnationale universiteit voor Belgisch en Nederlands Limburg?
Palmer Ruysschaert
Palmer Ruysschaert, bestuurslid ANV-West-Vlaanderen, is via zijn kleindochter, stafmedewerker op de universiteit Diepenbeek, nauw betrokken bij de problematiek van Diepenbeek en Maastricht
Tijdens het 41ste Algemeen-Nederlands Congres van 7 mei 1994 in het provinciehuis van Noord-Brabant in 's Hertogenbosch, beklemtoonden zowel Dr. P.H. Kooijmans, Nederlands minister van Buitenlandse Zaken, als Luc van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, hun wil om de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen niet alleen inzake taal en cultuur, onderwijs en wetenschappen, maar ook zoveel mogelijk op andere beleidsterreinen te bevorderen. Volgens minister Kooijmans verdient pragmatische samenwerking de voorkeur. En hij preciseerde: ‘On-romantische samenwerking dus, berustend op gemeenschappelijke belangen. Dit sluit aan bij de nuchtere, soms wat ambtelijkere Nederlandse benadering.’ Deze pragmatische aanpak werpt vruchten af. Het volstaat erop te wijzen hoe in de laatste weken netelige vraagstukken als de uitdieping van de westerschelde, de hoge snelheidstrein en het Nederlands-Vlaams cultureel verdrag, na jarenlange besprekingen tot ieders voldoening een gunstige oplossing kregen.
Misschien is het nuttig erop te wijzen dat niet alle belangrijke berichten grote koppen halen in de pers. Soms wordt er ook in stilte gewerkt aan de oplossing van vraagstukken die weliswaar buiten de gezichtskring vallen van de grote meerderheid, maar niettemin als zeer belangrijk moeten aangezien worden. Zo had het bericht dat verscheen in NRC Handelsblad van 13 mei 1994 over aan gang zijnde besprekingen tussen de Rijksuniversiteit van Nederlands Limburg in Maastricht (RL) en het Limburgs Universitair Centrum (LUC) in Diepenbeek om te komen tot één volwaardige Limburgse universiteit, geen grote weerklank in de media. Ingewijden waren echter verheugd aldus te vernemen dat een sinds een paar decennia schijnbaar ingedommeld probleem terug aan de orde was. Inderdaad, het vraagstuk ‘Samenwerking LUC en RL’ dateert niet van gisteren.
| |
Ontstaan van universitair onderwijs in Limburg
Het sluiten van de koolmijnen en de demografische groei zowel in Belgisch als in Nederlands Limburg, stelde voor enkele decennia de verantwoordelijke overheid in de beide provincies voor de problemen van de reconversie. Vrij spoedig kwam men tot het besluit dat er gezorgd diende te worden voor afgestudeerden van het universitair onderwijs die uitwegen zouden zoeken voor de economische omschakeling, Ofwel zou er één universiteit opgericht kunnen worden voor de beide Limburgen, ofwel één in iedere provincie. Voorstanders van de eerste optie hielden vol dat twee universiteiten op een goed kwartier autorijden van elkaar pure tijdverspilling was en argumenteerden verder dat dit ook de verwezenlijking zou zijn van een stukje Benelux. Tegenstander van deze optie voerden aan dat zo'n oplossing niet realistisch was. Immers, een beslissing op korte termijn in het Belgisch en Nederlands parlement om zo'n gewenste universiteit op te richten was niet haalbaar: zonder nog rekening te houden met het psychologisch verschil in Nederland en Vlaanderen in de aanpak om dat tot stand te brengen. Dus dan maar een universiteit
| |
| |
in ieder van de beide Limburgen. De koppig volgehouden actie voor hoger onderwijs had na enkele jaren zowel in Belgisch als in Nederlands Limburg gunstige gevolgen.
| |
De Nederlandse universiteit...
Op 14 november 1957 beslisten de Gedeputeerde Staten van Nederlands Limburg een commissie in te stellen ‘ter bestudering van het vraagstuk van de verruiming van de mogelijkheden, tot het volgen van hoger of daarmede op één lijn te stellen onderwijs voor Limburgse studenten.’ Na een drietal rapporten over dit onderwerp kwam de commissie tot de conclusie dat een instelling voor hoger onderwijs in Limburg gevestigd diende te worden. Toen in 1964 uit het verslag van de Commissie voor statistisch onderzoek ‘Artsenbehoefte en artsenvoorziening 1963-1983’ bleek dat de bestaande medische faculteiten het grote aantal studenten niet meer zouden aankunnen, nam Nederlands Limburg deze gelegenheid te baat om de achtste medische faculteit voor zich op te eisen. In november 1969 werd dan ook principieel beslist de achtste medische faculteit in Maastricht op te richten. Een commissie voor verdere uitwerking van modaliteiten legde in oktober 1970 haar interimrapport neer. Als begindatum werd september 1974 voorgesteld.
| |
...en de Belgische
Maar ook in België bleef men niet bij de pakken neerzitten. De provincieraad en de Bestendige Deputatie van Belgisch Limburg pleitten uitdrukkelijk en herhaalde malen voor het inrichten van universitair onderwijs in hun provincie. Teneinde de logge administratie van Brussel, die de uitwerking van dit plan eventueel op de lange baan zou kunnen schuiven, uit te schakelen, hadden pientere onderzoekers inmiddels ontdekt dat er een mogelijkheid bestond, om zonder speciale tussenkomst van de wetgever, een economische opleiding op universitair niveau in te richten. Men kon zich daarvoor beroepen op wettelijke regelingen uit 1933. Die mogelijkheid werd door de op 12 augustus 1968 opgerichte vereniging voor wetenschappelijk beleid in Limburg gebruikt. De Economische Hogeschool Limburg begon haar werkzaamheden op 13 september 1968. In zijn academische openingsrede stelde directeur prof. Wieërs het volgende: ‘Deze hogeschool is wel eens betiteld als de universiteit zonder grenzen. Wij staan inderdaad speciaal open voor Nederlands-Limburg, een provincie met dezelfde volksaard, dezelfde economische, culturele en onderwijsproblemen... Het is gewoon een eis van rationaliteit dat beide Limburgen samengaan. Wanneer men de kaart bekijkt waarop het universitair onderwijs is uitgestippeld, dan blijkt duide-
| |
Het Limburgs Universitair Centrum
Het LUC te Diepenbeek had zijn eerste academiejaar in 1973. Nu telt het drie faculteiten. In de faculteit Wetenschappen kan men onderwijs volgen dat leidt tot kandidaat in de wiskunde, natuurkunde, informatica, scheikunde, biologie en kennistechnologie (in samenwerking met de RL van Maastricht). In Geneeskunde kan men studeren tot de derde kandidatuur, in tandheelkunde tot kandidaat. Na hun kandidaatsonderwijs moeten de studenten hun studie voortzetten aan een andere universiteit. De faculteit Economie biedt een volledige opleiding aan. Alhoewel het getal universiteitsstudenten in Vlaanderen tijdens de laatste dertig jaar spectaculair gestegen is (11.000 in 1960, thans 63.000!) participeren nog steeds ruim 20% minder Belgisch Limburgse studenten aan universitair onderwijs dan in de rest van Vlaanderen. Het erg onvolledig studieaanbod in het LUC speelt hier ongetwijfeld een rol. Het LUC telt 2500 studenten, een kleine 500 personeelsleden en een jaarlijks budget van één miljard Bfr.
| |
| |
| |
De Rijksuniversiteit Limburg
De Rijksuniversiteit Limburg (RL Maastricht) startte in 1974 met de studierichting geneeskunde, in 1979 met een opleiding sociale geneeskunde die in 1984 uitgroeide tot een brede opleiding gezondheidswetenschappen. In 1982 volgde Nederlands recht, in 1984 Economie, in 1991 Cultuur- en Wetenschapsstudies, in 1992 de transnationale studierichting Kennistechnologie in samenwerking met het LUC van Diepenbeek en in 1993 Internationale Bedrijfskunde. Zonder twijfel kan men dit in een tijdspanne van ruim 10 jaar een spectaculaire uitbreiding noemen, alhoewel hier onmiddellijk dient aan toegevoegd dat zowel de Natuurwetenschappen als de Sociale Wetenschappen en de Letteren nog onvoldoende zijn gegroeid. De RL telt 2000 personeelsleden. De indirecte werkgelegenheid door de afgeleide economische activiteiten wordt geraamd op 3000 werkplaatsen. Dus een totaal van 5000 arbeidsplaatsen voor een universiteit van 7500 studenten.
lijk dat hier een hiaat ligt, een witte vlek... Samen met Nederlands Limburg willen wij werken aan de opvulling van dit vacuüm van wetenschappelijk onderwijs in dit gebied.’ Alhoewel dit alles als een stap in de goede richting werd beschouwd, verloor men het grote doel niet uit het oog, namelijk het tot stand brengen van een universitaire instelling in Belgisch Limburg.
In mei 1970 kwam er schot in de zaak: de Belgische regering besliste principieel dat er universitaire opleidingen in Belgisch Limburg opgericht zouden worden. Door de wet van 28 mei 1970 werd aan het LUC rechtspersoonlijkheid verleend en het statuut ervan bepaald. Op de campus van Diepenbeek (bij Hasselt) werd de nieuwe universiteit opgericht.
Uit de korte overzichten blijkt duidelijk dat het LUC en de RL twee kleinere universiteiten zijn, die beide nooit helemaal tot een complete universiteiten zijn uitgebouwd, maar die elkaar in hun vakkenspectrum goed vervolledigen. Niet te verwonderen dat in zulke omstandigheden het idee van samenwerking als vanzelf ontstaat.
| |
Toenadering tussen LUC en RL - Het LUC neemt het voortouw
In maart 1994 publiceerde Prof. dr. H. Martens, rector van de LUC, in een uitgave van de Universitaire Campus Diepenbeek, zijn visie op dit probleem. In de kolom staat een samenvatting van de vaststellingen en overwegingen die hem een overtuigd voorstander maakten van een transnationale universiteit voor de beide Limburgen en hoe deze, naar zijn mening, eruit zou moeten zien.
| |
Wat vindt Nederlands Limburg van een transnationale universiteit?
Men staat daar zeker niet vijandig tegenover. Integendeel. Dat blijkt duidelijk uit het rapport van een commissie die dit probleem grondig heeft besproken. Deze commissie bestond uit drie Nederlandse en drie Belgisch-Luxemburgse zwaargewichten. Van Nederlandse zijde waren dat oudgouverneur Kremers, ex-DSM topman Van Liempt en de voormalige Shell-bestuurder H. Beckers. In het rapport dat zich in gunstige zin uitspreekt voor een transnationale universiteit, wordt eveneens gewezen op een Europese eenwordingsdrang.
Vanzelfsprekend hebben zowel het LUC als de RL steun gezocht voor hun plannen bij de hoogste verantwoordelijke, politieke instanties. Zo zijn de pogingen van de RL in Den Haag welwillend aangehoord. Minister Ritzen reageerde immers honderd procent positief op hun plannen, maar wil dat tot op heden door daden niet laten blijken. Ook RL voorman Loek Vredevoogd uit Maastricht, die eveneens gewonnen is voor de
| |
| |
| |
Het voorstel van Martens, rector van de LUC
Vaststellingen en overwegingen
1. | In de grensregio's van Nederlands en Belgisch Limburg zijn op korte afstand van elkaar twee universiteiten ingeplant, met een aanbod inzake wetenschappelijk onderwijs en onderzoek dat in beide instellingen niet volledig is uitgebouwd en dat in hoge mate complementair is. |
2. | Beide universiteiten werden opgericht in een gelijkaardige sociaal-culturele context. In beide regio's wordt de verdere ontwikkeling van de universiteit als een belangrijke stimulans aangezien voor de realisatie van de economische doelstellingen. |
3. | Universiteiten brengen een belangrijke, hoogwaardige en stabiele werkgelegenheid mee. |
4. | De samenwerking tussen beide universiteiten kan de motor zijn van andere grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden tussen de beide Limburgen. |
5. | Het past volledig in de reconversiepolitiek zoals die voor Belgisch Limburg is vastgelegd in het ‘Toekomstcontract voor Limburg’, waaronder het optrekken van het participatieniveau aan het universitaire onderwijs. |
6. | Voor de Nederlandse en Vlaamse overheid, die hoe dan ook met een aanhoudende expansiedrang van beide universiteiten zal geconfronteerd blijven, biedt dit voorstel de mogelijkheid om deze uitbouw planmatiger en complementair te laten verlopen met minder bijkomende investeringen dan bij een gescheiden ontwikkelingen. |
7. | Deze samenwerking ligt volledig in de lijn van de tussen Vlaanderen en Nederland afgesloten GENT-akkoorden en het nieuwe Europese Socrates programma, namelijk ‘de regionale en grensoverschreidende hergroepering van universiteiten’. |
8. | Voor deze regio met ruim twee miljoen inwoners is één universiteit met een ruim studieaanbod geen overdreven vraag. |
| |
Eén transnationale universiteit
1. | Het einddoel is één transnationale universiteit met een ruim aanbod inzake wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, onder één bestuur maar met twee vestigingsplaatsen, zodanig georganiseerd over beide campussen dat complementariteit en efficiëntie versterkt worden. |
2. | Het aanbod moet vlot toegankelijk zijn voor studenten uit Vlaanderen en Nederland, daarom is dubbele diplomering een vereiste. Dit wil zeggen dat, daar waar equivalentie aanwezig is, de studenten zowel een Belgisch als een Nederlands diploma krijgen. |
| |
Wat wordt gevraagd?
1. | Om op middellange termijn tot dat einddoel te kunnen komen, wordt aan beide overheden gevraagd een ontwikkelingkader vast te leggen, gekoppeld aan een bepaald tijdspad. Binnen dit kader kunnen beide universiteiten dan voorstellen ontwikkelen voor de concrete invulling van de bestuurlijk vormgeving en de organisatie van het onderwijsaanbod. |
2. | Er wordt aangedrongen op een regeling van het probleem van de dubbele diplomering in het kader van de GENT-akkoorden. |
actie van rector Martens uit Diepenbeek, is eerder aan de voorzichtige kant. In het openbaar benadrukt hij dat het idee van een transnationale Limburgse universiteit weliswaar interessant is, maar nog helemaal vrijblijvend. Op deze wijze hoopt hij voorlopig het eventueel verzet van Nederlandse universiteiten slapende te houden. Daarbij wil de RL eerst afwachten of de Betaopleidingen van het Luc het kandidaatsniveau mogen ontstijgen. Alleen dàn zou een fusie voor de RL interessant zijn.
Hierop reageerde rector Martens uit Diepenbeek met de woorden:
‘Ik heb het idee dat in Nederland de minister meer kan. In België moet men eerst in brede kring de onverdeelde steun verkrijgen van het sociale en politieke midden. Het idee van een transnationale universiteit met twee locaties, is totaal nieuw. Zo'n idee moet rijpen en dat vergt tijd.’ Er is echter meer, gaat de rector verder, het traditioneel in Diepenbeek gehanteerde onderwijssysteem zal afgestemd moeten worden op het
| |
| |
nieuw ontwikkelde probleemgestuurde onderwijs van de RL.
| |
Hoe reageert Vlaanderen op het voorstel van rector Martens?
De Belgisch Limburgse politieke partijen, sociale groeperingen, onderwijsmiddens en de twee Limburgse ministers steunen onvoorwaardelijk dit voorstel. Ook de Vlaamse minister van onderwijs, Luc van den Bossche is het idee genegen. Hij noemt ze zeer toekomstgericht. Hij wijst tezelfdertijd op twee punten die zo'n idee ondersteunen, namelijk de afwezigheid van de taaldrempel en het sociologisch beeld dat in beide Limburgen zeer gelijkwaardig is. Maar is niet blind voor een paar eventuele moeilijkheden: zo'n samenwerking moet kostenbesparend zijn en kan ook de politieke vrede verstoren die was ingetreden na het Vlaamse universitaire decreet van juni 1991.
Maar er kwam grote tegenstand van de andere Nederlandstalige universiteiten in Vlaanderen, vertegenwoordigd in de VLIR (Vlaamse Interuniversitaire Raad). In Universiteit en Beleid, achtste jaargang, nr. 4 publiceerde het bestuur van de VLIR zijn advies over deze kwestie. Hierin lezen we dat de VLIR het idee van samenwerking zowel interregionaal als internationaal positief vindt. Het Vlaamse universitaire decreet van 1991 heeft daartoe veel mogelijkheden voorzien. De samenwerkingsplannen tussen LUC en RL overschrijden echter die mogelijkheden. Hierin wordt gestreefd naar één transnationale universiteit, inclusief de wens tot uitbreiding van de onderwijsbevoegdheid. Volgens het Verdrag van Maastricht ligt de organisatie en financiering van het onderwijs bij de lidstaten van de Europese Unie. Bovendien raken de Limburgse plannen aan de verdeling van de onderwijsbevoegdheden zoals tot op heden gerealiseerd voor Vlaanderen. Verbreding daarvan moet in deze context worden vermeden. Samengevat: de VLIR onderschrijft volmondig het idee van meer samenwerking, maar dat mag geen aanleiding geven tot het uitbouwen van een transnationale universiteit of tot verbreding van onderwijsbevoegdheden van het LUC. De VLIR is ook niet te vinden voor de mogelijkheid tot dubbele diplomering. Tot hier het negatief oordeel van de VLIR.
| |
Vlaamse universiteiten bang voor concurrentie?
Volgens het Belgisch Limburgs dagblad Belang van Limburg van 24 augustus 1994 staat het VLIR-advies aan de Vlaamse onderwijsminister wel bol van academische ingewikkeldheid, maar komt de hoofdreden van hun weigering minder naar voren, namelijk ‘de andere Vlaamse universiteiten zien een uitbreiding van de studierichtingen aan de LUC niet zitten want dit betekent nieuwe concurrentie in de slag om studentenaantallen, de tewerkstelling van academisch - en onderzoekspersoneel, overheidtoelagen, enzovoort. De beste manier om te verhinderen dat het LUC toch naar een samensmelting met de Nederlandse Limburgse buren zou evolueren, is daarom zoveel mogelijk hoge drempels aanleggen en de bewuste plannen daarmee in feite naar de Griekse kalender verwijzen. Argumenten zoals een elkaar aanvullend onderwijs - en onderzoeksaanbod, een betere inbedding in de sociaal-economische ontwikkeling van de grensregio, of het inhalen van een achterstand in de deelname aan het universitair onderwijs zijn aan de andere Vlaamse universiteiten niet besteed.’
‘Geleerd door haar ervaring in het dossier van de fusie met het economisch hoger onderwijs, weet de LUC-leiding dan ook dat enkel de politieke weg nog soelaas kan bieden. Deze weg is evenwel lang en met veel voetangels bezaaid. Hem met succes afleggen vergt een geduldig opgebouwde strategie, die stoelt op stevige argumenten en die gesteund wordt door een blijvende consensus in Limburg. Deze inspanning kan versterkt worden door een nieuw en duidelijk signaal aan Nederlandse zijde. Ze kan ook verkort worden als de Vlaamse regering snel een houding aanneemt, die ligt in het verlengde van ‘de VLIR is de VLIR en de minister is de minister.’ |
|