In een tijd dat de lekegelovige in de katholieke kerk door de clerus alleen maar als een mak schaap behandeld werd, liet Thijm zich op een heel vrijmoedige manier horen. Hoe was zijn verhouding tot het instituut kerk?
‘Dat is eigenlijk heel merkwaardig. Als diepgelovig man, met een wapenspreuk ‘Nihil, nisi per Christum’, was hij een heel volgzame katholiek die onvoorwaardelijk aannam wat de kerk leerde. Hij wilde die kerk maar zo heilig en onverwoestbaar en gezaghebbend mogelijk houden. Hij was een aanhanger van de paus door dik en dun, ook wat betreft de kerkelijke staat. Thijm juichte toe dat de paus een wereldlijk vorst was met een hulpleger van vrijwilligers dat de kerkelijke staat tegen indringers wilde verdedigen. Thijm stond onkritisch tegenover alles wat Rome verordonneerde. Aan de ene kant dus een volgzame, gezagsgetrouwe katholiek, maar aan de andere kant een kritische wat betreft de handel en wandel van de kerkelijke gezagsdragers, de priesters dus. Je zou Thijm antiklerikaal kunnen noemen. Hij vond de Nederlandse bisschoppen, vooral in intellectueel opzicht, een armoedig stelletje. Hij vond ze vooral inert, ondaadkrachtig, wat betreft de culturele ontwikkeling van het katholieke volksdeel. Hij nam het de clerus, bisschoppen en priesters, kwalijk dat ze aangaande de ontwikkeling van de cultuur alleen maar met verboden kwam en nooit eens met aanmoediging. Voorts was hij vóór het openbaar onderwijs en tegen het bijzonder. Hij vond dat een Nederlands kind, van welk geloof ook, al op jeugdige leeftijd in contact behoorde te komen met wat men andersdenkenden noemde. Alleen op die manier zou er een eenheid in dat volk te scheppen zijn. Overigens - dat tekent toch ook weer het dualisme in de man - alle vier zijn kinderen heeft hij naar katholieke kostscholen gedaan! De drie jongens in Rolduc, bij Kerkrade in Limburg, en zijn dochter in Spa bij de zusters ‘Filles de la Croix.’
Thijm als Groot-Nederlander. Wat stelde dat voor?
‘Thijm betreurde in hoge mate de splitsing in 1830. Zijn vader overigens was zeer krijgshaftig en schreef toen heel martiale gedichten. Dat we ze klop moesten gaan geven in het Zuiden. Thijm betreurde die splitsing vooral op grond van het feit dat die taaleenheid doorbroken was, dat dat gemeenschappelijke gebied waar men één taal sprak in tweeën was gesplitst. En al heel jong, onder andere door kennismaking met David en Snellaert en anderen in Vlaanderen, nam hij het initiatief om taalcongressen te gaan houden. Congressen Nederlandse taal en letterkunde die beurtelings in België en Nederland gehouden werden. Verder is hij één van de inititiatiefnemers geweest van een plan dat voortkwam uit die congressen, namelijk om een woordenboek van de Nederlandse taal samen te stellen. Hij heeft daar langzaam maar zeker afstand van moeten nemen door de veelheid van werk op ander gebied, maar hij heeft nog lange, lange woordenlijsten van catholica aangelegd: katholieke termen en hun betekenis. Die zijn in het archief terug te vinden. Dat is een belangrijke bijdrage van Thijm geweest aan dat woordenboek, dat overigens kortelings pas gereedgekomen is.’
In een eerder interview, zei u me dat Thijm een onbekend tragisch leven heeft gekend. Wat was nou de tragiek van dat bestaan?
‘De tragiek van dat bestaan was dat hij als kind door zijn ouders, die middenstanders waren, als “workaholic” opgevoed werd. Zij spoorden hem en de andere kinderen aan tot voortdurende werkzaamheid. Je moest, vonden die ouders, een knapperdje worden in de wereld, om een woord te gebruiken dat hij zelf nogal eens bezigde. En niet alleen economisch gesproken moesten ze dat worden. De ouders waren ook katholieke idealisten die vonden dat een katholiek gelovige maar eens voor de dag moest komen in de maatschappij. De katholieken waren immers afwezig in het normale openbare leven. Ook daarom moesten ze knapperdjes worden. Er is iets in Thijm van een opgelegde gedrevenheid. Hij komt over als een jonge “Streber” die zich door enorme zelfstudie een menigte van deelonderwerpen eigen maakt tot hij er met gezag over kan spreken. Op zijn twintigste kon hij met gezag spreken over de Nederlandse spelling van zijn tijd, over toneel,