| |
| |
| |
Taal
Samenwerken waar het kàn
Een interview met Frans Daems
Eglantine Weijmans
Frans Daems
Mevrouw drs. E. Weijmans, redactielid, is neerlandicus. Momenteel werkzaam als pr-manager bij een museum.
De bekendste vorm van samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen is de Nederlandse Taalunie. In 1980 werd deze organisatie opgericht om de samenwerking op het gebied van de Nederlandse taal een institutioneel karakter te geven. Na een trage start van jaren en een recente reorganisatie lijkt de Taalunie nu toch in de lift te zitten. Een gesprek met Prof. dr. Frans Daems, sinds februari 1993 voorzitter van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren van de Taalunie.
| |
Is een ambtelijk apparaat als de Taalunie nodig om de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen te bevorderen?
Ik denk het wel. Ik moet er wel gelijk bij zeggen dat de Taalunie meer is dan een ambtelijk apparaat. De Taalunie bestaat uit verschillende organen. Het echte ambtelijke apparaat is eigenlijk alleen het Algemeen Secretariaat. Dit orgaan bereidt het werk van de ministers voor en voert de besluiten uit in samenwerking met de verschillende instanties. Het Comité van Ministers dat de besluiten neemt is zeker geen ambtelijk apparaat. Verder zorgen de Interparlementaire Commissie, die controleert, en de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, die adviseert, voor een zo groot mogelijke medezeggenschap van alle Nederlandstaligen. De Taalunie heeft daardoor een zeker draagvlak.
| |
Gaan particuliere samenwerkingsprojecten op cultureel gebied niet sneller?
Naast de Taalunie zijn er uiteraard andere vormen van samenwerking nodig en wenselijk. Inderdaad gaan particuliere initiatieven soms sneller, maar een ambtelijk apparaat kan ook best vlug werken, indien de randvoorwaarden daarvoor goed zijn. De reorganisatie binnen de Taalunie was er dan ook op gericht om de organisatie sneller en efficiënter te laten werken.
Particuliere samenwerking is belangrijk, maar er zijn zaken die je beter op overheidsniveau kunt regelen. Ik denk daarbij vooral aan het onderwijs en aan alles wat raakvlakken heeft met de Europese Unie, zoals de vaste boekenprijs en Europese onderwijsprogramma's. Een ambtelijk orgaan als de Taalunie heeft binnen de officiële instanties vaak betere ingangen dan particuliere verenigingen.
| |
Is het niet zo dat particuliere instellingen vaak makkelijker buiten politieke obstakels om kunnen werken?
Dat is soms inderdaad het geval. Pressiegroepen en de Taalunie moeten dan ook complementair werken. Niet het werk van elkaar overnemen, maar dát doen waar ze goed in zijn. Ze moeten zeker geen concurrenten van elkaar zijn.
| |
Zou de samenwerking tussen de Taalunie en andere organisaties beter kunnen?
Natuurlijk kan het altijd beter. Het probleem is denk ik vooral, dat mensen slecht geïnformeerd zijn over elkaars werkzaamheden. Ze beginnen vaak aan iets en dan blijkt halverwege dat er op datzelfde gebied al veel gedaan is. Hoe je dit probleem op moet lossen, weet ik eigenlijk niet.
| |
Wat zou er moeten gebeuren om de Taalunie efficiënter te laten werken?
De laatste jaren is er al veel gebeurd. Begin jaren negentig is er een fikse reorganisatie geweest die erop gericht was de Taalunie dynamischer te maken en tot een grotere samenwerking te ko- | |
| |
men tussen de verschillende organen. Zo heeft men bijvoorbeeld besloten om de voorzitters van de verschillende organen niet voor één maar voor twee jaar aan te stellen. Het risico dat problemen op de lange baan worden geschoven, is nu kleiner.
De algemeen secretaris wordt tegenwoordig voor vier of maximaal twee keer vier jaar benoemd en niet meer voor het leven. Je hoopt dat op die manier iemand niet de kwalijke kanten van een ambtenaar gaat aannemen. Het is nu aan de algemeen secretaris om zijn of haar stempel op het beleid te drukken.
Het Algemeen Secretariaat werkt nu ook anders. Het is een projectorganisatie geworden. Er werken nu minder mensen dan vroeger, nog maar elf. Veel werk wordt uitbesteed, zoals bijvoorbeeld de voorlichting.
Tot slot is ook de Raad veranderd. Er zitten niet meer alleen taal- en literatuurspecialisten in de Raad, maar ook heel andere mensen. We hopen met deze brede samenstelling beter oog te hebben voor alle ontwikkelingen in de hele samenleving, waaronder onderwijs, technologie, economie en Europa.
| |
Heeft de Taalunie door al deze ontwikkelingen ook meer invloed gekregen?
Dat is moeilijk te zeggen. We hebben door het dynamischer karakter wel meer bekendheid gekregen. Steeds meer mensen zoeken contact met de Taalunie.
Ik denk dat de Taalunie ook initiatieven moet vinden waarmee gescoord kan worden. Goedgekozen initiatieven, die gericht zijn op de positie van het Nederlands in Europa. Een voorbeeld van een minder gelukkige zaak was het Spellingdossier. De communicatie tussen de spellingcommissie en het Comité van Ministers was slecht en dat heeft weer bijgedragen aan een negatieve beeldvorming van de Taalunie.
Verder staat of valt het werken en de invloed van de Taalunie met de daadkracht van het Comité van Ministers. In het verleden werden veel problemen vooruitgeschoven. Omdat de voorzitter nu twee jaar aanblijft wordt dat risico kleiner. Ik denk overigens dat de nieuwe voorzitter Aad Nuis een dynamisch figuur is, gezien zijn vroegere optreden in de Interparlementaire Commissie.
| |
In het nieuwe beleidsplan van de Taalunie voor de negentiger jaren staat met name de positie van het Nederlands in Europa centraal. Denkt u dat er van Vlaamse en Nederlandse zijde voldoende politieke wil is om zich voor die positie in te zetten?
Het is moeilijk te bepalen of die politieke wil er in het algemeen is. Dat verschilt per persoon. Niet alleen Taalunie-ministers, maar ook andere ministers en ambtenaren moeten zich in willen zetten.
Je kunt zo een paar goede en slechte voorbeelden noemen. Heel tragisch is natuurlijk dat onder Belgisch EU-voorzitterschap het Merkenbureau in Spanje is geplaatst en dat daar het Nederlands nu niet als officiële taal wordt gehanteerd. Aan de andere kant heeft de Belgische minister van Defensie Delcroix er indertijd krachtig voor gepleit dat het Nederlands als officiële taal binnen het Eurokorps moest worden gebruikt.
Wat betreft de EU komt er nog een extra moeilijkheid bij. Veel zaken worden op dat gebied geregeld op het niveau van de federale Belgische regering. Het kan dus heel goed dat een Franstalige de belangen van de Nederlandstaligen moet gaan verdedigen binnen de EU.
| |
Wat zou de Taalunie kunnen doen om die politieke wil te bevorderen?
In het Actieplan '95 zijn daaromtrent wat dingen opgenomen. In ieder geval vindt de Raad dat we zo goed mogelijk geïnformeerd moeten zijn over die mensen in Nederland en Vlaanderen die het Europese beleid bepalen. We moeten weten wat hun standpunt is inzake de positie van het Nederlands. Verder is het heel belangrijk dat beleidsbepalers uit één taalgebied gelijkgestemd zijn.
Verordening 1 van de Raad van Ministers van het Europees Parlement uit 1958 stelt dat alle talen van de EU-lidstaten officiële talen zijn. Dat kan nooit veranderen. Belangrijker is wat als werktaal
| |
| |
gehanteerd wordt, daarvoor bestaat geen regeling. Een aantal landen dringt erop aan om het aantal werktalen binnen EU-instellingen om economische redenen te verminderen.
De Raad geeft daarom het advies aan het Comité van Ministers om onverkort erop aan te dringen dat Nederland en Vlaanderen alle mogelijke stappen doen om de positie van het Nederlands binnen de EU te ondersteunen en te versterken. Deze offensieve houding is absoluut nodig.
Het is nu ook zaak om bondgenoten te vinden binnen de EU. Je kan dan denken aan andere kleine taalgebieden, maar ook aan grotere zoals Duitsland. Helmut Kohl heeft er al eens op gewezen dat alleen de positie van het Frans en Engels sterk is.
| |
Wat kunnen pressiegroepen als het ANV doen?
Ze kunnen de politici volgen en kijken of de regering goed reageert. Ze kunnen vragen stellen in de Tweede Kamer of in het Belgische Parlement. Een heel belangrijke functie van pressiegroepen is de eigen bevolking bewust te laten worden van hun taalgedrag. Zowel Vlamingen als Nederlanders gaan er prat op dat ze zo veel talen spreken en als het even kan spreken ze die talen ook. Ze geven anderstaligen soms niet eens de kans om zich in het Nederlands uit te drukken.
| |
Stellen Vlamingen zich taalbewuster op dan Nederlanders?
Dat betwijfel ik. Ik denk dat die visie behoort tot de vele stereotypen die er bestaan van Nederlanders en Vlamingen. De Vlaamse Vereniging Algemeen Nederlands heeft ongeveer 2000 leden. Het Nederlandse Genootschap Onze Taal heeft daarentegen 40.000 leden. Dat zegt al veel denk ik.
Waar je misschien wel verschil ziet is bij politici. Bij de laatste Europese verkiezingen had het Vlaamse parlementslid Marianne Thyssen de positie van het Nederlands als één van haar belangrijkste programmapunten. In het Europees Parlement worden er ook meer vragen over de positie van onze taal gesteld door Vlamingen dan door Nederlanders.
| |
Heeft dat een taalpolitieke achtergrond?
Ja, Vlamingen hebben voor het kunnen gebruiken van hun taal moeten vechten in het verleden. Ik wil benadrukken dat dat in het verleden was. De jonge generatie van nu kent die strijd niet. De meesten van hen spreken geen of slecht Frans en leren liever Engels. Wat dat betreft bevinden de jonge mensen zich in Vlaanderen en Nederland in dezelfde positie.
| |
Weten de Vlamingen en de Nederlanders wel voldoende van elkaars taal en letteren om gezamenlijk een internationaal cultuurbeleid te voeren?
Er dringt zich natuurlijk allereerst de vraag op of Nederland en Vlaanderen één cultuur hebben of twee verschillende. Ik denk dat het nog veel gecompliceerder is. In ieder geval heb je te maken met twee verschillende landen met eigen politieke en economische systemen en een eigen zicht op de werkelijkheid.
Ik denk dat we te weinig van elkaars taal en letteren weten. Nu zullen de Vlamingen meer van de Nederlanders weten dan andersom om de eenvoudige reden dat Nederland veel groter is.
In het onderwijs komt voornamelijk de eigen taal en literatuur aan bod. Het is ook niet zo eenvoudig om iets te veranderen. Lesmateriaal moet aangepast zijn aan de werkelijkheid die de kinderen kennen en de Vlaamse kinderen kennen nu eenmaal een Vlaamse werkelijkheid en gebruiken daarom Vlaamse schoolboeken.
Je kunt in het algemeen zeggen dat onderwijs op nationalistische leest is geschoeid. Iedereen heeft zijn mond vol over Europa, maar van dat Europa vind je bitter weinig terug in de schoolboeken. Om de positie van je eigen cultuur te bepalen, zou je toch ook iets over Europa moeten weten.
| |
Is het ondanks culturele verschillen tussen Nederland en Vlaanderen toch mogelijk om een gezamenlijk beleid te voeren?
Het lijkt me heel verstandig om een gezamenlijk beleid te voeren. Een beleid dat erop gericht is de taal en cultuur van de twee landen zo goed mogelijk bekend te maken. Het is dan ook het meest
| |
| |
efficiënt om de middelen die daartoe in beide landen bestaan, te bundelen. Een gemeenschappelijk optreden naar buiten toe draagt ook bij tot beter begrip van de toch unieke Vlaams-Nederlandse situatie die in veel landen als vreemd wordt beschouwd.
Aan de andere kant zijn cultuurprodukten niet altijd louter cultuurprodukten en hangt er soms een economisch kaartje aan. De gezamenlijke culturele belangen en de economische belangen van één land hoeven niet altijd samen te vallen. Je kunt dan ook niet eisen dat er bij iedere culturele manifestatie een collectief optreden is.
In de basisvisie van het beleidskader van de Taalunie voor de negentiger jaren, staat het als volgt geformuleerd: zoveel mogelijk samenwerken waar het kan en daarin pragmatisch zijn. Een geïntegreerd beleid voeren betekent niet dat de instrumenten daarvoor ook geïntegreerd moeten zijn. Met andere woorden, de Taalunie moet niet in de plaats komen van datgene wat in de beide landen al bestaat.
Greetje van den Bergh
| |
De Taalunie zal dus nooit alleen het gezamenlijk internationaal cultuurbeleid gaan voeren voor Vlaanderen en Nederland?
Nee. We hebben te maken met twee verschillende landen die ook een eigen buitenlands beleid willen voeren. We moeten samenwerken waar het kan, apart waar het niet kan. |
|