Het Nederlands in Suriname
De drie artikelen van Clarisse Buma over de positie van het Nederlands in Suriname (Neerlandia 1994, nrs. 1, 3 en 4) zijn mij uit het hart gegrepen. Het was bijzonder urgent dat de aandacht van het ANV eens op dit onderwerp werd gevestigd. Het doet aan mijn waardering voor deze artikelen geen afbreuk wanneer ik enige kanttekeningen maak.
Historisch gezien is de totaal verschillende ontwikkeling van de positie van het Nederlands op de Antillen en in Suriname bijna onverklaarbaar. Er zijn nogal wat getuigenissen dat rond 1850 op Curaçao méér Nederlands gesproken werd dan in Suriname. Nú is het Nederlands in Suriname de omgangstaal van een brede bovenlaag van de bevolking en wordt door vrijwel de gehele bevolking op zijn minst passief beheerst. Op de Antillen is Nederlands een bestuurlijke taal die door bijna iedereen ervaren wordt als een vreemde taal. Een bewuste politiek van de kolonisator is hier niet gevoerd. Wetgeving en onderwijsstelsel verschilden in beide landen weinig van elkaar. De enige sturing die in deze heeft plaatsgevonden zou het beleid geweest kunnen zijn van de Surinaamse inspecteur van het onderwijs Dr. H.D. Benjamins (1850-1933). Deze man, zelf een Surinamer, heeft hardnekkig strijd geleverd om het Neger-Engels (Sranan Tongo) terug te dringen. Via strafregels en klappen is de Surinaamse jeugd de liefde voor de Nederlandse taal bijgebracht.
Bij de beschouwing over het Surinaams Nederlands wil ik opmerken dat deze variant van onze taal minder belangrijk aan het worden is. Er zijn veel woorden aan het verdwijnen en het Nederlands dat men nu in Suriname spreekt staat veel dichter bij de standaardtaal dan dat in mijn jeugd het geval was, toen ik van 1951 tot 1955 (van mijn tiende tot veertiende) in Suriname op school was. Het is wèl zo dat men in Suriname een eigen accent cultiveert en een, overigens zeer beperkt, aantal eigen Surinaamse woorden.
Ik ben in de artikelen niets tegengekomen over de heilloze plannen die hebben bestaan om in Suriname na de onafhankelijkheid een andere taal te gaan invoeren, waarbij gedacht werd aan Engels, Spaans of Portugees. Daarover heb ik in de jaren tachtig nog verhitte discussies gevoerd met Surinaamse intellectuelen. Verdrietig was dat de positie van het Nederlands toen zeer slecht verdedigd werd door Surinaamse neerlandici. Waar ik me in die jaren aan ergerde was dat van de zijde van de Nederlandse overheid, de Taalunie en het ANV nooit gewezen werd op de dwaasheid van deze plannen. Het is een positief te waarderen zaak dat ze nu zozeer vergeten lijken te zijn dat Clarisse Buma er niet over schrijft.
Van belang is nog op te merken dat de onafhankelijkheid van Suriname totaal andere gevolgen heeft gehad dan die welke waren verwacht. In feite zijn daardoor de banden tussen Nederland en Suriname nauwer dan ooit, want er zijn bijna geen Surinamers die niet in mindere of meerdere mate afhankelijk zijn van verwanten in Nederland. Het gevolg is dat Suriname veel Nederlandser van karakter is geworden dan het reeds was. Dat heeft zijn gevolgen voor de ontwikkeling van de taal. Hoewel de toekomst van Suriname er zelf allerminst rooskleurig uitziet, geeft de titel van mevrouw Buma's eerste artikel de stand van zaken goed weer.
Dr. G.W. van der Meiden Scheveningen
Als u iets op uw hart heeft over de inhoud van de artikelen of rubrieken die in Neerlandia staan, of u wilt reageren op stellingnames waar u het niet mee eens bent, schrijf dan de redactie van Neerlandia, t.a.v. Inez Groen, Jan van Nassaustraat 109, 2596 BS Den Haag.