| |
| |
| |
Politiek & Mentaliteit (1)
Honderd jaar ANV
Terug- en vooruitblik
Wim Couwenberg
‘Nationale Selbstidentifikation ist für die allermeisten Menschen des europäischen Kulturkreises eine seelische Notwendigkeit.’
Helmut Schmidt in: Kindheit und Jugend unter Hitler, 1992, p. 253.
Prof. mr. dr. S.W. Couwenberg, nu met emeritaat, was jaren hoogleraar Staats- en Bestuursrecht aan de Erasmusuniversiteit. Hij schrijft bijzonder veel, onder andere in zijn eigen tijdschrift Civis Mundi. Thans hoofdredacteur van Neerlandia.
We vieren dit jaar het 100-jarig bestaan van het ANV en herdenken tevens het bicentennium van de Bataafse Omwenteling, die van onze krakkemikkige Republiek der Verenigde Nederlanden een hechte eenheidsstaat maakte en daarmee een beslissende stoot gaf aan het proces van natievorming in onze lage landen en aan de ontwikkeling van een Nederlands identiteitsbesef. Sinds lang wordt dat gestempeld door de wisselwerking en rivaliteit tussen een christelijk-confessionele (dominees-) en een burgerlijk-liberale (koopmans) traditie. In de 19e eeuw gaf de liberale traditie de toon aan; in de 20e eeuw maakt de liberale dominantie plaats voor een groeiende christelijk-confessionele invloed; en thans bevinden we ons in een overgangsfase, waarin de liberale oriëntatie opnieuw de overhand lijkt te krijgen.
Rond de eeuwwisseling ontwikkelt zich ook een eigen Nederlandse variant van staatsnationalisme. Dit richt zich op verbreiding en versterking van het nationale besef, dat tot dusver beperkt gebleven was tot een verlichte stedelijke bovenlaag, én op integratie van alle lagen van de bevolking in een gemeenschappelijke Nederlandse cultuur door de introductie van nationale symbolen, bevordering van algemeen beschaafd Nederlands en van volksonderwijs en volksopvoeding, cultivering van het eigen nationale verleden, invoering van leer- en dienstplicht, enzovoort. Hierdoor groeit de Nederlandse staatsnatie uit tot een cultuurnatie, maar als primair een typische staatsnatie is het een cultuurnatie geworden met een exclusivistische klein-Nederlandse oriëntatie.
| |
Oprichting en rol ANV
De oprichting van het ANV in 1895 (statutair in 1898) is een uitvloeisel van dit nationalisme dat omstreeks de vorige eeuwwisseling in brede kring steun vond, gericht als het was op versterking van het gevoel van nationaal zelfrespect, nationale vitaliteit en weerbaarheid. Het ontleende bovendien een bijzondere stimulans aan de pro-Boer beweging der jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw die tijdelijk een nieuw gevoel van nationale eenheid deed ontstaan in het in godsdienstig-politiek opzicht diep verdeelde vaderland.
Als uitvloeisel van dit nationalisme ontstaan in die periode ook een aantal andere organisaties zoals de Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging (1881), de ANWB (1883/85), de Bond Heemschut (1910), de Vereeniging Volksweerbaarheid, de padvinderij en de Tucht-Unie, in 1908 opgericht ter bestrijding van tuchteloosheid en versterking van zedelijke volkskracht. Bij de oprichting ervan speelt het ANV een leidinggevende rol.
Ook voor het Nederlandstalige lied was er in die periode grote belangstelling. Zo schreef een groot aantal klassieke componisten Nederlandstalige werken en werd in 1904 de Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsche Lied opgericht met als doel het verzamelen en propageren van Nederlandse volksliederen.
Gezien zijn pretentie van overkoepelende organisatie ter stimulering van nationaal besef en cultuur, werd het ANV gezien als de aangewezen instantie om de verspreide pogingen tot versterking van de volkskracht te bundelen. Zijn nationalistische oriëntatie richtte zich in eerste instantie op
| |
| |
de taal en daarmee verbonden cultuur en op bevordering van de culturele integratie van de Nederlandse stam. Maar, het wilde tevens een vereniging worden van stambewuste Nederlanders die het volk wilde opstuwen in de vaart der volken door het zijn oude geestkracht en ondernemingsgeest te hergeven. Maar dit bleek te hoog gegrepen te zijn. Het ANV was daartoe niet in staat. De historicus H. te Velde wijt dit in zijn boek Gemeenschapszin en plichtsbesef (1992, pp. 207-227) aan het ontbreken van een eigen inspirerende visie, het karakter van de organisatie en de keuze van bestuursleden. Die leidden ertoe dat het ANV te sterk aanleunde tegen liberale notabelen met vele andere verplichtingen en er teveel toe neigde zich in de maatschappelijke discussie op de vlakte te houden. Het hele streven bleef teveel steken in retoriek en machteloze gebaren.
Het ANV pleegt door critici nogal eens eenzijdig geassocieerd te worden met de Groot-Nederlandse gedachte. In verband hiermee herinner ik eraan dat het zich in en na de Eerste Wereldoorlog duidelijk gedistantieerd heeft van de Groot-Nederlandse gedachte, zoals die bepleit werd door radicale aanhangers daarvan in zijn midden. Die hebben zich dan ook afgesplitst en verenigd in de Dietsche Bond.
| |
Verval nationale gemeenschapsgedachte
In de periode van de verzuiling die na de pacificatie van 1917 snel om zich heen grijpt, raakt de nationale gemeenschapsgedachte steeds meer op de achtergrond en verdrongen door de loyaliteit jegens de eigen zuil (de groep van geloofsgenoten en de rode familie). Het ANV wordt daardoor uiteraard in zijn ontplooiing gehinderd, al tracht het als één van de weinige organisaties die de zuilen overkoepelt, de diepe kloven tussen die zuilen enigszins te overbruggen. Het heeft zodoende bijgedragen tot instandhouding van een gezond nationalisme zoals generaal b.d.C.J. Snijders in 1938 opmerkte in een jubileumnummer van Neerlandia. In de jaren dertig herleeft in bepaalde intellectuele kringen de nationale gemeenschapsgedachte. Bekende vruchten hiervan zijn de in 1935 opgerichte beweging voor Eenheid door Democratie en het in 1938 gestichte tijdschrift Het Gemenebest. Zelfs de SDAP bewees in haar beginselprogramma van 1937 (artt. 46 en 47) lippendienst aan deze gedachte. In de periode van oorlog en bezetting krijgt die gedachte nieuwe impulsen. Direct na de oorlog heeft de Nederlandse Volksbeweging getracht de nationale gemeenschapsgedachte opnieuw te versterken, maar die poging is in de kiem gesmoord.
Als na de oorlog de traditionele neutraliteitspolitiek niet langer te handhaven valt en het koloniale rijk in de Oost ten onder gaat, zoekt Nederland zijn politieke heil in de richting van een verenigd supranationaal Europa. In samenhang met de Koude Oorlog raakt de nationale gemeenschapsgedachte opnieuw op de achtergrond en de culturele revolte van de jaren zestig versterkt die tendens nog meer, zo zelfs dat cultivering van nationaal besef en identiteit in veler ogen geldt als volstrekt verouderd, haaks als dat besef immers staat op de toenemende individualisering en internationalisering van onze samenleving; voor het ANV uiteraard een weinig stimulerende ontwikkeling.
| |
Nationaal réveil
Hebben we nog enige binding met het ANV van honderd jaar geleden? The past is a foreign country, is de opmerkelijke titel van een onlangs verschenen boek van D. Lowenthal over ons sterk geïndividualiseerde historische besef. Al is er sinds 1895 veel veranderd in het ANV, toch zie ik nog wel een redelijke mate van continuïteit, waarop we kunnen voortbouwen. Als we naar de toekomst kijken, is er voor het ANV nog volop werk aan de winkel, niet het minst in de betrekkingen met Vlaanderen. Nederland is helaas ernstig tekort geschoten in steun aan de Vlaamse strijd voor gelijkberechtiging van de Nederlandse taal. Het ANV dient zich dit in het bijzonder aan te trekken. Op dit vitale punt heeft het bijzonder weinig invloed gehad. Het is er niet in geslaagd tot brede lagen van de bevolking door te dringen. In de publiciteit trekt het al jarenlang nauwelijks aandacht en is daardoor weinig bekend.
Als de tekenen niet bedriegen, krijgt het ANV op het eind van de 20e eeuw meer de wind mee dank- | |
| |
zij een kentering der geesten. Zo is opkomen voor handhaving en ontwikkeling van de eigen nationale identiteit niet langer taboe. Door een samenspel van factoren zoals de invloed van Europese integratie, internationalisering van economie en cultuur en ontzuiling groeit er meer behoefte aan het affirmeren van de eigen culturele identiteit als nieuw houvast in een tijd waarin traditionele ideologieën dit houvast niet meer bieden. Bij die affirmatie speelt de houding tegenover de eigen taal een beslissende rol. Het besef groeit dat het Nederlands als respectabele cultuurtaal slechts kan overleven als het een volwaardige plaats behoudt in onderwijs, wetenschap, media en openbaar bestuur. Een positief teken is ook de hernieuwde belangstelling en populariteit van het Nederlandstalige lied. In oktober 1994 waren zelfs de eerste drie nummers van de Mega Top 50 van de hitparade Nederlandstalige liedjes, een uniek record! Wel zijn er nog heel wat intellectuelen die vanwege de beperkingen van een klein taalgebied gebukt gaan onder de ‘geboortevloek een Nederlander te zijn’ en daarom een verengelsing van ons taalgebied toejuichen. Er zijn echter ook intellectuelen - bijvoorbeeld de mediasocioloog B.P. Hofstede en de socioloog R.A.P. Tielman - die ons kleine taalgebied juist waarderen omdat het een culturele waterlinie vormt, waarachter wij kunnen denken en zeggen wat we willen zonder dat de buitenwereld er iets van begrijpt.
In de jaren negentig wordt Nederland geconfronteerd met ingrijpende veranderingen zowel intern als in zijn externe betrekkingen. Ingrijpend is vooral de snel toenemende transformatie tot een multi-etnische samenleving met alle problemen van dien. In het licht van deze en andere problemen is er geen reden meer Nederland met Huizinga, een zelfgenoegzame natie te noemen of, zoals wel wordt beweerd, als een samenleving die nagenoeg voltooid is. We staan opnieuw op een keerpunt. Op allerlei terreinen leeft het gevoel dat we vastgelopen zijn. Vandaar dat er, evenals een eeuw geleden, behoefte groeit aan een nieuw nationaal réveil. Het ANV zou daaraan een eigen bijdrage kunnen leveren. Als belangrijke ijkpunten daarin noem ik onder andere een versterking van de economische en culturele vitaliteit en kwaliteit ter versteviging van onze positie in Europa en tegenover de toenemende internationale economische en culturele concurrentie; revitalisering van burger- en gemeenschapszin en verantwoordelijkheidsbesef als tegenwicht
| |
| |
tegen een te ver doorschietende individualisering; versterking van de nationaal-culturele identiteit en uitstraling door de introductie van een nationaal omroepbestel (met uiteraard de nodige ruimte voor onze culturele verscheidenheid) als hoedster van het culturele erfgoed en tegenwicht tegen de toenemende commercialisering van radio en televisie; actieve taalpolitiek ter bescherming van de culturele identiteit; ontwikkeling van een actief buitenlands cultureel beleid; en intensivering van de culturele, politieke en economische samenwerking met Vlaanderen.
In de verkiezingsprogramma's 1994-1998 van de meeste partijen vinden we aanknopingspunten voor zo'n nationaal réveil evenals in onze samenleving. Op economisch gebied wijs ik bijvoorbeeld op de door de werkgeversorganisaties VNO en NCW voorgestelde concurrentietoets, een periodieke meting van de concurrentiekracht van de Nederlandse economie. Willen we niet teveel achterop raken in de internationale concurrentieverhoudingen - ons land daalt namelijk gestadig in de rangorde van welvarende landen - dan zullen we veel meer de handen uit de mouwen moeten steken en een nieuw elan ontwikkelen.
| |
Herijking buitenlands beleid
Sinds het einde van de Koude Oorlog voltrekken zich ingrijpende veranderingen in Europa en de wereld en dus ook in de internationale positie van Nederland. Vandaar dat de regering besloten heeft tot een herijking van haar hele buitenlandse beleid. In de discussie hierover valt al een duidelijke accentverschuiving te bespeuren: tegenover het mondialisme van weleer en het primaat van onze Atlantische relaties wordt nu grotere nadruk gelegd op versterking van onze positie in Europa en gepleit voor aansluiting bij een door Duitsland en Frankrijk geleide kerngroep in de Europese Unie.
Dit veronderstelt uiteraard dat Nederland zijn traditionele verzet tegen een Frans-Duits directoraat opgeeft. Dat dit verzet niet langer het Nederlandse belang in Europa dient, wordt langzamerhand begrepen. Onze fobie voor en obsessie in verband met Duitsland die hier veel sterker leeft dan in België, hoewel dat land meer, want tot tweemaal toe onder Duitse bezetting geleden heeft, maakt plaats voor het besef dat goede betrekkingen met Duitsland van vitaal belang zijn voor onze toekomst.
Ook groeit het besef dat Nederland in Europa niet langer solistisch moet optreden, maar zoveel mogelijk in samenwerking met andere kleinere landen. De Benelux-partners liggen dan het meest voor de hand, maar tot dusver is dit een gefrustreerde optie: enerzijds omdat Nederland zich jarenlang eigenlijk te groot voelde voor zo'n samenwerking, anderzijds omdat Wallonië steeds dwars lag. Bij de viering van 50 jaar Benelux is nu echter gebleken dat de regeringen van de drie
| |
Paul de Leeuw en Marco Borsato: nieuwe idolen
Het valt op dat het Nederlandstalige lied en de Nederlandse produktie de laatste tijd bijzonder in de belangstelling staat. Concerten van René Froger, Gordon en Marco Borsato zijn vaak binnen twee uur in de voorverkoop al uitverkocht. Volgens de Mega Top 50 van Veronica is dat niet verwonderlijk, de Nederlandse produktie is veel beter geworden, de teksten spreken meer aan, de muziek is goed en stevig. Al met al is hiermee het niveau van de smartlap ontstegen. De Mega Top 50 hitlijst van oktober 1994 is illustratief. Op de 22e waren de eerste zes nummers Nederlandstalig of een Nederlandse produktie: Paul de Leeuw, Marco Borsato en De Dijk: Nederlandstalig, en Two Unlimited: een Nederlandse produktie.
Volgens Peter Smidt, organisator van het Noorderslag-festival, de jaarlijkse etalage van de Nederlandse rockmuziek, geldt die belangstelling ook voor het buitenland.
Een groep als Bettie Serveert maakt het helemaal in Amerika en punkgroep De Kift werd door de Franse krant Le Monde uitgeroepen als dé sensatie van het Noorderslagfestival van 1993 en de groep kreeg prompt uitnodigingen om in Frankrijk te spelen. Belangstelling genoeg in binnenland en buitenland. Het lijkt de goede kant op te gaan met de Nederpop.
| |
| |
lidstaten voor de Benelux een nieuwe toekomst zien weggelegd als politiek overlegorgaan binnen de Europese Unie. Dit vergt uiteraard wel een omslag in de houding van Wallonië. De Vlaamse historicus Y. Vanden Berghe gelooft daar niet in en pleit daarom voor een politieke unie van Nederland en Vlaanderen. Zo'n unie wordt sinds kort bewust nagestreefd door de Unie Nederland-Vlaanderen. Voorlopig zit dat er nog niet in, maar wel een nauwere samenwerking. Waar mogelijk, moeten we onze krachten bundelen en het beleid op elkaar afstemmen, zowel in de Benelux als in de relatie tussen Nederland en Vlaanderen. Het grote belang van die relatie heeft de Nederlandse premier Wim Kok nog eens krachtig onderstreept na een recent bezoek aan zijn Vlaamse ambtgenoot Luc Vanden Brande. Het is te hopen dat het nu niet langer zoals voorheen bij woorden blijft. Een goed teken is de ondertekening op 17 januari j.l. van de waterverdragen en van een verklaring waarin onder andere een intensivering van de samenwerking op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, economie en vervoer in het vooruitzicht wordt gesteld.
Met de verdere uitbreiding van de Europese Unie worden we overigens vanzelf wel gedwongen tot nauwere samenwerking met elkaar. We hebben elkaar eenvoudig nodig om als kwetsbare naties in het zich verenigende Europa te overleven. De Groot-Nederlandse gedachte, die voorheen gekoesterd werd op grond van romantisch-conservatieve overwegingen en om die reden door velen werd gewantrouwd, beleeft zodoende een herkansing op grond van zuiver praktische overwegingen.
Nederland kent een eigen type nationalisme, al zijn we geneigd dit zoveel mogelijk uit ons collectieve bewustzijn te verdringen. Het is, zoals ik elders uiteengezet heb, een nationalisme met een sterk missionaire inslag en geldingsdrang en uit zich in een neiging tot zelfoverschatting van onze invloed in de wereld en in een moreel superioriteitsbesef dat in geen verhouding staat tot ons politieke gewicht en ook niet vrij is van een zekere hypocrisie. We wekken daardoor onnodig irritaties en weerstanden op. We slaan ook nogal eens de plank mis door een lange traditie van moreel geïnspireerd wensdenken waardoor we onvoldoende oog hebben voor de reële machtsverhoudingen in de wereld. We hebben daardoor de laatste jaren zoveel blauwtjes gelopen dat er nu eindelijk een meer realistische oriëntatie in onze buitenlandse politiek lijkt door te breken. In dit opzicht kunnen we wel wat leren van onze zuiderburen die door hun historie veel minder geneigd zijn in internationaal verband hun hand te overspelen.
| |
Toekomstperspectief ANV
Zoals gezegd is het ANV er in de eerste periode van zijn ontwikkeling niet in geslaagd een leidinggevende en integrerende kracht te worden in het toenmalige streven naar versterking van nationaal besef en volkskracht. Welke rol kan het spelen in een hernieuwd streven naar versterking daarvan en naar nauwere samenwerking met Vlaanderen? Kan het daarin een stimulerende en inspirerende rol vervullen? Die kans is er, als het ANV meer durf, geestdrift en doortastendheid aan de dag legt dan de afgelopen honderd jaar en zich actiever mengt in het publieke debat in Nederland en Vlaanderen.
De vitaliteit van onze cultuur, aldus de historicus E. Kossmann in zijn aardige boekje Een tuchteloos probleem. De natie in de Nederlanden (1994, pp. 89-90) zou versterkt worden als Vlamingen en Nederlanders zich ongegeneerd in elkaars publieke discussies mengen, zonder overdreven voorzichtigheid. Dit vereist wel dat we elkaar beter leren kennen, want daar ontbreekt nog veel aan.
Neerlandia in zijn nieuwe opzet en presentatie wil daar een eigen bijdrage aan leveren. Kossmann ziet meer heil in de financiering van gemeenschappelijke Nederlands-Vlaamse weekof maandbladen dan in gemeenschappelijke subsidies voor de vertaling van Vlaamse en Nederlandse romans. Het ANV financiert sinds lang zo'n Vlaams-Nederlands tijdschrift. |
|