Georg Hermanowski (1918-1993)
Een omstreden vertaler
door Frits Pittery
Voor de jongeren was hij al lang uit hun leefwereld verdwenen, ouderen evenwel zullen zich nog de geladen polemieken herinneren die Georg Hermanowski in de jaren zestig deed ontstaan. De eind oktober 1993 in Bonn overleden publicist en vertaler werd in 1918 in de Oostpruisische stad Allenstein (nu het Poolse Olsztyn) geboren en kwam in de jaren veertig als Wehrmacht-onderofficier naar Vlaanderen. Hij leerde in Limburg zijn aanstaande vrouw kennen en kwam in die jaren in contact met Vlaamse schrijvers, o.m. André Demedts. Deze beide gebeurtenissen bepaalden een groot deel van zijn verdere leven: van 1945 tot 1948 studeerde hij in Bonn germanistiek, met Nederlands als keuzevak, hij trouwde met zijn Vlaamse verloofde en begon van 1947 af Vlaamse romans te vertalen. Voor dit doel had hij een eenmanszaak gesticht, het ‘Flämisches Lektorat’, van waaruit hij de ‘Bibliotheca Christiana’, een boekenclub, en later ook gevestigde uitgeverijen van ruim tweehonderd vertalingen voorzag. Zo kwamen onder meer André Demedts, Marcel Mattijs, Cor Ria Leeman, Bernard Kemp, Anton van de Velde, maar ook Ivo Michiels op de Duitse markt, soms in behoorlijke oplagen, dank zij o.m. de boekenclubformule. Hij schreef ook twee overzichten van de Vlaamse literatuur en een bloemlezing van vertaalde ‘Flämische Gedichte’. In al deze werken werd zijn keuze bepaald door het beeld dat hij voor zichzelf van Vlaanderen had gevormd: katholiek en conservatief, van waaruit ook een scherpe tegenstelling t.a.v. Nederland af te leiden was. Hij verwees hiermee ook naar het Vlaanderen-beeld dat zich in het vooroorlogse Duitsland gevormd had met de vertalingen van Streuvels en Timmermans.
Toen Hermanowski die houding ook naar de taal toe trok (hij vertaalde ‘aus dem flämisch-niederländischen’) en in 1966 in een Duits uitgeversblad onder de titel ‘Sprachverwirrung’ poneerde dat ‘Vlaams’ t.a.v. het (Noord)-Nederlands eigenlijk een aparte taal was, was het hek van de dam. Deze stelling werd door een groep van 25 professoren uit Nederland en Vlaanderen met een wetenschappelijk onderbouwd vertoog in een ‘Klarstellung’ weerlegd. Inmiddels stond Hermanowski sinds maart 1963 aan het hoofd van een ‘Gesellschaft zur Förderung der Flämischen Kultur’ en bracht zijn standpunten uit in polemische artikelen in zijn blad ‘Flandern-Dienst’. Dit bezorgde hem felle ruzies met een aantal Vlaamse - doorgaans vrijzinnige - auteurs, die zo ver gingen dat zij hem verboden hen te vertalen. Daartoe behoorden ook Gijsen en Walschap. Hermanowski zelf stond sterk doordat hij nooit één frank subsidie voor zijn vertalingen ontvangen heeft, zoals in die tijd reeds gebruikelijk was, en hij veroorloofde zich felle uithalen tegen het subsidiëringsbeleid van onze overheden, zoals in 1966 op een huldiging van Demedts te Kortrijk.
De atmosfeer werd er zodanig door vergiftigd dat Hermanowski een paar jaar later er het bijltje bij neerlegde en verklaarde voortaan alleen uit het Pools te vertalen. Hij werd in 1974 zaakvoerder van een Duitse stichting die culturele contacten met ‘Mitteldeutschland’ tot stand poogde te brengen en hij slaagde er zelfs in in zijn geboortestreek Pools-Duitse initiatieven van de grond te krijgen. Hij schreef ook een vrij objectieve studie over het voormalige Oost-Pruisen.
Hermanowski was erg verbitterd over zijn wedervaren in Vlaanderen en met sommige Vlamingen. In een duidelijk omschreven groep kon hij echter op trouwe vriendschap blijven rekenen en ook in het Belgisch Huis te Keulen vond hij steun bij de toenmalige directeur. De toekomst zal allicht een milder oordeel, ja zelfs waardering opbrengen voor deze noeste werker die zonder enige overheidssteun en andere georkestreerde ‘Schwerpunkte’ op z'n eentje al in een vroeg stadium de Nederlandse literatuur in de Duitstalige gebieden een gezicht gaf.