Dubbelportret (XII)
Lof van het land
door Peter Krug
De in 1992 overleden Vlaamse dichter André Demedts was een veelzijdig auteur, die naast gedichten ook romans, novellen, toneelstukken, essays en jeugdverhalen op zijn naam had staan. Bovendien was hij redactielid van de ‘Dietsche Warande en Belfort’. Thema's van zijn werk zijn de tegenstellingen ideaalwerkelijkheid en individu-gemeenschap. Zijn poëzie bevat sterk religieuze elementen. Hij schreef voorts een autobiografie ‘De dag van gisteren’ (1966). Het hieronder geplaatste gedicht is een loflied op de Lage Landen.
Pieter Cornelis Boutens (1870-1943) heeft zijn leven lang blijk gegeven van zijn liefde voor Zeeland, zoals ook blijkt uit het onderstaande gedicht van de in Middelburg geboren dichter. Zijn poëzie is gekenmerkt door klassieke eenvoud maar vereist anderzijds enig inzicht in de filosofische thematiek van veel gedichten met name het platonisme. Dit laatste geldt niet voor het hier gekozen gedicht, een ode aan Zeeland.
Lof van mijn land
Lof zij het land waar ik geboren ben
en ook zal sterven naar Gods wil.
Hier groeit geen boom noch ligt een steen,
Het land is mild en trouw
voor elken man die het bemint;
er is geen mens, geen vriend, geen vrouw,
wiens liefde niet een einde vindt,
er is alleen het land, mijn land dat blijft,
om in te liggen als het leven zelf
Verliezen is ons lot en ook verloren gaan.
Vraag aan mijn hart niet meer dan schuim en as,
ik schimp soms op mezelf, die onvoldaan,
gelijk een kerende herfstwind was.
En leedvermaak is schrijnender dan veel verdriet,
als men alleen nog om zichzelven lacht,
Alleen maar om dien andere in mij,
die zich aan land noch lucht gewent
en almaardoor aan 't vragen blijft
of er geen ander land bestaat,
(Uit: Vaarwel, Uitg. Die Poorte, Antwerpen 1940)
Hart en land
Mijn hart wou nergens tieren
mijns harten eigen groene land
dat voor mij dood en leven bant.
De wind zong door de bomen
daar brak mijn hart in zangen uit,
daar werd de stem van 't bloed geluid.
Ik zong van dood en leven,
des harten tederste ademhaal,
hij werd verstaanbaar in uw taal.
fluistert uw stem mij voor...
Laat mij niet sterven zonder
De wind die in uw lover luwt,
is 't afscheid dat mijn hart niet schuwt.
(Uit: Verzamelde Werken, Uitg. Johan Enschedé, Haarlem en L.J.C. Boucher, 's-Gravenhage)