| |
| |
| |
August Vermeylen en Jozef Deleu
Twee markante cultuurflaminganten
door S.W. Couwenberg
Ongeveer gelijktijdig kreeg ik ter recensie in handen een boekje van R. Vervliet - hoogleraar Europese letterkunde, vergelijkende en sociologische literatuurstudie aan de Rijksuniversiteit te Gent - over leven en werk van August Vermeylen (1872-1945) en een boekje van Filip Rogiers waarin deze journalist in zeven hoofdstukken bepaalde thema's aan de orde stelt, waarop Jozef Deleu in een zeer luciede stijl nader ingaat en daarin zijn visie geeft op zijn werk en zijn positie in de ontwikkeling van de na-oorlogse Vlaamse cultuur en uiteenzet wat hem daarin ter harte gaat. Het gaat hier om twee markante cultuurflaminganten die in deze eeuw een eigen stempel gedrukt hebben op het Vlaamse cultuurleven: Vermeylen in het fin de siècle der vorige en de eerste helft dezer eeuw; Deleu in de tweede helft van de 20e eeuw. Wat mij frappeerde was dat er heel wat punten van overeenkomst zijn en dat het wellicht de moeite waard is daarop eens de aandacht te vestigen in plaats van de gebruikelijke boekbespreking.
| |
Levenshouding en -beschouwing
Beiden beleven zij het leven als een opdracht en die opdracht zien zij gericht op de culturele emancipatie van Vlaanderen, op een meer humaan bestaan voor ieder mens en op een leven in waarheid met authenticiteit als centrale waarde en een blijvend engagement als uitvloeisel van deze levenshouding. Vanuit die houding staat hun leven duurzaam gespannen tussen droom en daad, schrijven en ageren zij uit onvrede met het bestaande en gaan zij als non-conformisten door het leven. Kan een intellectueel ooit iets anders zijn dan dissident, iemand die hardnekkig poogt in de waarheid te leven?, zo roept Deleu retorisch uit. En even verder bekent hij geen talent voor volgzaamheid te hebben. Beide non-conformisten zijn van katholieke huize, maar zijn in religieus opzicht een eigen weg gegaan, Vermeylen het meest radicaal. Van het kerkelijk christendom verwachtte hij niets. Al vroegtijdig keert hij dit de rug toe en zoekt eerst zijn heil in een individualistisch anarchisme. Maar al spoedig ontdekt hij dat daar zijn heil niet te vinden is. Voor de vernieuwing van samenleving en cultuur is een nieuw geloof, een nieuwe authentieke religie nodig, zo vindt hij, en dit vindt hij tenslotte in een religieus geïnspireerd humanisme met een holistische oriëntatie. Vandaaruit streeft hij naar en hoopt hij op een religieusmorele omwenteling en een nieuwe alomvattende synthese als uitvloeisel daarvan. Zijn hele oeuvre is doortrokken van die synthesegedachte en op dit punt is er een duidelijke verwantschap met de huidige New Age beweging. In het teloorgaan van de innerlijke samenhang tussen kunst, wijsbegeerte, wetenschap en samenleving zag hij het meest fundamentele gebrek van zijn tijd.
Dit euvel is sindsdien helaas alleen maar erger geworden. In plaats van een nieuwe synthese leven we in een steeds meer gefragmenteerde wereld met steeds minder samenhang en in het postmodernisme wordt die ontwikkeling filosofisch bevestigd en aanvaard. Waar ik enige moeite mee heb in de ontwikkelingsgang van Vermeylen is dat hij in het interbellum die holistische en op synthese gerichte oriëntatie combineert met een sterk polariserende socialistische overtuiging.
Deleu stelt zich ook heel kritisch op tegenover het kerkelijke christendom en schuwt de kritiek daarop niet. Het christendom moet een humanistische, spirituele, tegendraadse in plaats van een op macht beluste beweging zijn. In feite zijn de kerken meer dan ooit machtsinstellingen die van het
August Vermeylen
christendom een farce gemaakt hebben. In de Vlaamse literatuur heeft de kerk de beste schrijvers die zichzelf christelijk noemden, van zich vervreemd en afgestoten. Deleu beschouwt zichzelf als vrijzinnige in de echte betekenis van het woord: iemand die als vrij mens probeert zin te geven aan zijn bestaan. Geloven doet hij niet, hopen des te meer. Ook Deleu is sterk gericht op synthese in zijn denken en doen. F. Rogiers karakteriseert hem in het tweede hoofdstuk niet voor niets als de man van het midden. In het christendom waardeert hij wel nog steeds de humanistische boodschap die het predikt. Hij betreurt het dat voor een groot deel van zijn generatiegenoten er voor het traditionele geloof niets in de plaats is gekomen dan een leegte die opgevuld wordt door een mateloos materialisme.
| |
Vlaamse emancipatie meer dan gewonnen taalstrijd
Beide Vlamingen hebben zich ieder in hun tijd ingezet voor de Vlaamse zaak en daaraan een bij- | |
| |
zondere bijdrage geleverd. Vermeylen heeft daarbij een pioniersrol vervuld. Opgroeiend in een Franstalige omgeving en omstuwd door een opgewekt en inspirerend Frans cultuurleven heeft hij toch gekozen voor de Nederlandse taal en cultuur en daarmee afgezien van de grotere internationale uitstraling die de Franse taal en cultuur boden; een keuze die voor veel internationaal georiënteerde Nederlandse intellectuelen moeilijk te begrijpen valt, maar voor de positie van de Nederlandse taal en cultuur in Europa een zegen is geweest. Deleu heeft in de tweede helft dezer eeuw voortgebouwd op de verworvenheden van die pioniersarbeid. Opvallend daarbij is dat zij beiden de Vlaamse bevrijdingsbeweging niet reduceren tot een taalstrijd, maar die strijd zien als middel tot een veel meer omvattende beweging, gericht op sociale en culturele emancipatie van het Vlaamse volk.
In Vlaanderen Morgen, 3, 1993 stelt Yves Desmet dat de strijd voor Vlaamse ontvoogding gestreden en gewonnen is. Ik ken de strijd van de Vlaamse Beweging. Ik waardeer wat die bereikt heeft, maar ik zie niet in dat mijn generatie voort moet gaan met een strijd die glansrijk gewonnen is, aldus Desmet die zich dan ook ergert aan de wijze waarop de Vlaamse Beweging het oude minderwaardigheidscomplex en de vertrouwde rol van onderdrukte en underdog blijft koesteren.
Daar moet Deleu zeker ook niets van hebben, maar hij vindt wel, dat er te vroeg victorie gekraaid wordt. Emancipatie is z.i. veel meer dan een gewonnen taalstrijd. Nu we zelf over ons culturele lot
kunnen beschikken, rijst de vraag: welk Vlaanderen willen we eigenlijk? Het Vlaanderen van Flanders Technology, van de Flandrocraten, Vlaamskiljons en yuppies voor wie cultuur hoogstens een glijmiddel is voor commercie? Of een Vlaanderen dat alle nadruk legt op kwaliteit als instrument van culturele ontplooiing? Vroeger was een Vlaamse schrijver per definitie cultuurflamingant. Dat is niet langer zo. Intellectuelen hebben de Vlaamse Beweging de rug toegekeerd. Dit verklaart mede de ongeïnspireerdheid die die Beweging al jarenlang kenmerkt, aldus Deleu.
| |
Onafhankelijke cultuurpolitici
Zowel Vermeylen als Deleu manifesteren zich als onafhankelijke cultuurpolitici en -critici. Het entameren, redigeren en publiceren van tijdschriften is daarbij een belangrijk instrument:
Vermeylen vooral als geestelijk vader en leider van het Vlaamse avantgarde tijdschrift Van Nu en Straks dat in twee reeksen verscheen (1893-1894 en 1896-1901) en een belangrijke bijdrage geleverd heeft tot vernieuwing van de Vlaamse literaire cultuur; Deleu als initiator en hoofdredacteur van het Algemeen-Nederlands cultureel tijdschrift Ons Erfdeel en van Revue de culture néerlandaise Septentrion en sinds kort ook van het Engelstalige tijdschrift The Low Countries. Ons Erfdeel, zo bekent Deleu, ligt in zekere zin in het verlengde van datgene waar Vermeylen voor stond: bevestiging en promotie van de eigen Vlaamse identiteit, maar tegelijk openheid naar buiten en alle ruimte voor plurale cultuurbeleving.
Vermeylen heeft zich wel politiek geëngageerd. In het interbellum was hij een van de belangrijkste verdedigers van een socialistisch flamingantisme en in die kwaliteit heeft hij in socialistische kring interesse weten te wekken voor de sociale betekenis van de Vlaamse taalstrijd. Maar ondanks dat partijpolitieke engagement heeft hij zich niet laten opsluiten in de socialistische zuil en zich met overtuiging ingezet voor een doorbreking van de verzuiling in het Vlaamse gemeenschapsleven, o.a. door in 1923 de Vlaamse Club voor kunsten, Wetenschappen en Letteren te stichten als pluralistisch ontmoetingscentrum.
Jozef Deleu
Deleu heeft daarentegen steeds vastgehouden aan een strikt onafhankelijke opstelling en daarmee zoals Rogiers terecht opmerkt, gekozen voor een moeilijke positie. Intellectuelen gedijen slecht in het Vlaamse klimaat. Onze debatcultuur is niet meer dan een twistgesprek tussen de zuilen, aldus Rogiers die Deleu zowat de enige dissident in Vlaanderen noemt. Deleu antwoordt dat hij alleen als onafhankelijk intellectueel kan functioneren, al moet je dan wel leven zonder vertrouwde nestwarmte. Discussie in Vlaanderen is vrijwel altijd een persoonsgebonden kwestie. De vrijheid van het woord is er een heel relatief begrip. Nieuwe ideeën komen bijzonder moeilijk aan bod en kritische intellectuelen worden bijna altijd gemarginaliseerd als vervelende dwarsliggers. In Nederland is dit overigens niet veel anders.
Ondanks die marginale positie is Deleu er toch in geslaagd een zodanige culturele invloed uit te oefenen dat men hem zelfs een cultuurpaus is gaan noemen. Hij wijst dit overigens niet altijd vleiend bedoelde compliment terecht af. De behoefte aan pausen en hel- | |
| |
den is een typisch Vlaams trekje, zo vindt hij. Wel is hij zoals in een bespreking in De Nieuwe Gemeenschap, 2, 1993 (een uitgave van het August Vermeylen fonds) te lezen valt, in zekere zin het culturele geweten van Vlaanderen geworden. Vooral door zijn polemische geschriften is hij thans de meest prominente cultuurpoliticus van Vlaanderen.
| |
Kritische functie en rol
Ik kom hiermee op een volgende parallel. Beide cultuurflaminganten willen het geweten van het Vlaamse volk wakker schudden en het opwekken tot cultureel zelfbewustzijn en culturele zelfontplooiing en nemen daarbij geen blad voor de mond. Ophefmakend was indertijd Vermeylens Kritiek der Vlaamsche Beweging (1895), waarin hij ongenadig de sacrosancte, op traditie en gezag gevestigde mythen en heilige huisjes van het ultra-romantische flamingantisme sloopte en het heersende benepen provincialisme aan de kaak stelde.
Deleu spaart de roede evenmin. In zijn De pleinvrees der kanunniken (1987) en ook in het hier besproken boekje hekelt hij opnieuw de zelfleugen van Flandrocraten, Vlaamskiljons en yuppies. In Vlaanderen wens ik te werken op een onvlaamse manier, dus zonder rekening te houden met de typische bekrompenheden die hier heersen, bekent hij. Vlaanderen is talentrijk maar ook vlug tevreden met zichzelf. We zijn zo'n braaf en bang volkje dat niet verder kijkt dan het heden. Men onderstut nog altijd liever ideologische ruïnes - de gevestigde zuilen - dan ruimte te maken voor nieuwe constructies en bundelingen. De zuilen zijn de laatste halve eeuw afgezakt van strijdorganisaties tot materialistische belangengroepen die in wezen nog een ideologische schijn hoog houden omwille van de oudere clientèle. Het is de taak van intellectuelen deze onzindelijkheid onvervaard te ontmaskeren.
Vlaanderen ontbeert nog altijd een traditie van politieke en culturele mondigheid. Het klimaat is er soms zo verstikkend en oubollig vanwege een diepgewortelde neiging tot conformisme en angst voor ieder nieuw geluid. Politiek is er meestal versmald tot partijpolitiek.
| |
Vlaming met open geest
Vermeylen en Deleu zijn beiden strijdbare cultuurflaminganten maar met een zeer open geest. Vandaar dat zij zich verzet hebben tegen het bekrompen en introverte nationalisme in de Vlaamse Beweging dat in het Vlaamse Blok weer ongegeneerd de kop opsteekt en zoals Deleu stelt, het recht niet heeft de symbolen van de Vlaamse emancipatiebeweging daarvoor te misbruiken. De emancipatie van Vlaanderen dient gepaard te gaan met een internationale openheid en oriëntatie. Wij willen Vlamingen zijn, zo zegt Deleu Vermeylen na, om Europeërs te worden. Zelf publiceerde Deleu in 1966 onder de titel Nederlander en Europeër een bundel over taal- en cultuurpolitieke kwesties.
Ook in het hier besproken boekje komt de cultuurpolitiek uitvoerig aan de orde. Dat cultuurbeleid in Vlaanderen niet veel zaaks is, zoals Rogiers stelt, komt volgens Deleu omdat taal en cultuur nog altijd niet erkend worden als het meest wezenlijke van onze identiteit. De Vlaamse politiek geeft vooral blijk van goede bedoelingen. Maar in werkelijkheid is zij weinig geïnteresseerd in cultuur. In Nederland is het niet veel anders. Wel is er nu op voorstel van Deleu en anderen een Raad voor Cultuur ingesteld die niet zuil-en partijpolitiek gebonden is. Dat is al heel wat.
De intellectuele openheid van Vermeylen en Deleu uit zich ook in hun relatie tot Nederland. Voor zijn belangrijke rol in de intensivering van het geestelijk verkeer tussen Vlaanderen en Nederland werd Vermeylen in 1932 het lidmaatschap aangeboden van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen en in 1937 een eredoctoraat aan de Universiteit van Amsterdam. Deleu zet zich al vele jaren in voor één taal- en cultuurpolitiek voor het hele Nederlandse taalgebied, maar steeds meer in het besef dat er ook belangrijke verschillen tussen Noord en Zuid zijn die niet veronachtzaamd mogen worden. Maar voor particularisme is er op taalpolitiek terrein geen plaats meer. Hij erkent ook volmondig dat alles wat met taal te maken heeft in Nederland nog op een hoger niveau staat. Vandaar het grote belang de kwaliteit van onze taal en cultuur aanzien- | |
| |
lijk op te voeren. De evidente nuances in het Nederlandse taalgebied zijn wetenschappelijk interessant, maar ze mogen geen rol spelen bij het bepalen van de taalpolitiek. De cultuurtaal van Vlaanderen is standaard-Nederlands en daardoor zijn we, zo stelt Deleu, onlosmakelijk verbonden met Nederland. De onderlinge samenwerking kan van bovenaf vergemakkelijkt worden, maar uiteindelijk moet het komen vanuit de basis, van mensen aan weerszijden van de grens die elkaar in hun vakgebied kwalitatief iets te bieden hebben.
Wat de politieke toekomst van Vlaanderen betreft, trachtte Vermeylen de rechten van de taalgemeenschappen waar hij voor opkwam te combineren met de gevestigde eenheidsstaat. De Vlaamse taal- en cultuurstrijd is echter uitgelopen op een federaal staatsbestel. Vermeylen vreesde dat zo'n bestel onvermijdelijk zal leiden tot een scheiding. Wallonië, dat niet over een eeuwenoude culturele traditie beschikt als Vlaanderen, zou zich onweerstaanbaar aangetrokken voelen tot het Franse moederland. Vlaanderen zou zijn onafhankelijkheid moeilijk kunnen verdedigen en onder de dictatuur van een fascistisch klerikalisme komen te staan. Groot-Brussel zou bovendien voor de Vlamingen verloren gaan. Die bezwaren tegen een federale structuur zijn gedateerd. De Europese integratie heeft de Belgische communautaire problematiek in een nieuw politiek kader en perspectief geplaatst. Dat zo'n structuur een tussenstap is naar een algehele scheiding, is zeer de vraag juist vanwege de Brusselse problematiek. Wel is een ontwikkeling in confederale richting een reële optie geworden.
| |
Kunst en religie
Vermeylen heeft behalve als cultuurpoliticus ook naam gemaakt als literair- en kunsthistoricus. Zijn sterke synthetische oriëntatie komt ook op dit terrein duidelijk tot uiting in de wijze waarop hij twee in zijn tijd conflicterende methoden van onderzoek harmonisch met elkaar wist te verbinden, t.w. enerzijds de formeel-statische methode waarin het kunstwerk beschouwd wordt als een in zichzelf besloten fenomeen, creatie van een specifieke kunstdaad, die vanuit de eigen wetmatigheid begrepen moet worden; en de sociologische methode, waarin externe factoren (milieu, ras, nationaliteit, historische achtergrond) centraal staan. Het is een methodologische problematiek die nog steeds actueel is in de literatuurwetenschap. Met zijn studies heeft Vermeylen in Vlaanderen ook op dit terrein een pioniersrol vervuld en de weg gewezen naar een verruiming en verdieping van de literatuur- en kunstwetenschap.
Vanuit zijn streven naar synthese verzette hij zich ook tegen het hyperindividualisme van de Tachtigers en van de Franse poëzie der decadenten dat kunst reduceert tot de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie en komt hij op voor de eenheid van de kunstenaar met de gemeenschap en voor een sociaalgeïntegreerde kunstopvatting.
Jacques Perk, één van de Tachtigers
Kunst en religie ontspringen in Vermeylens levensbeschouwing aan dezelfde bron. Zij zijn beide uitdrukking van het onpeilbare levensmysterie. Ook Deleu legt een nauw verband tussen kunst en religie. Uit het besef van het levensmysterie ontstaat in zijn visie kunst die hij ziet als de hoogste vorm van persoonlijke waarheid. Alle kunst is daarom per definitie religieus.
| |
Tussen droom en daad
Wat is de restwaarde van een kwarteeuw kritiek, een kwarteeuw vechten voor elementaire intellectuele eerlijkheid, zo vraagt Rogiers aan Deleu. In antwoord hierop ontpopt deze zich opnieuw als de man van het relativerende midden. Het belang van iemands werk is altijd heel relatief. Niets heeft eeuwigheidswaarde. We moeten het bereikte voortdurend bevragen. Want al wat verworven is, verwordt weer. Steeds is er de kloof tussen droom en daad. Ondanks het cultuurpessimisme waar Deleu in zijn stellingname blijk van geeft en waar Rogiers hem in kritische zin mee confronteert, gaat hij in zijn relativerende levenshouding niet zover dat eigenlijk niets de moeite waard zou zijn. Het komt erop aan voor ons zelf een opdracht te zoeken en die zo goed mogelijk te vervullen. Maar voor euforie heb ik geen talent, aldus Deleu.
Vermeylen had dat talent wel in de ban als hij was van een humanistische en later socialistische vooruitgangsgedachte waarin gedroomd werd van een algehele emancipatie van de mens dank zij de strijd van de arbeidersklasse en het socialisme. De arbeidersklasse is, geheel in strijd met de socialistisch-humanistische toekomstdroom van Vermeylen, steeds meer verburgerlijkt evenals het socialisme dat de laatste tijd in een diepe bestaanscrisis verkeert. Over de vooruitgangsidee wordt nu veel genuanceerder en met veel meer reserves gedacht. In tegenstelling tot Vermeylen heeft Deleu een scherp oog voor de tragische kant van het menselijke bestaan en de ironie in het historische proces. De loop der historie spot telkens opnieuw met menselijke intenties en pretenties. Hoe hooggespannen waren b.v. de verwachtingen van Vermeylen en zijn politieke geestverwanten met betrekking tot de emancipatorische rol van de arbeidersklasse in
| |
| |
het beschavingsproces? En hoevelen uit die klasse stemmen er nu niet op rechtsextremistische partijen, in Vlaanderen op het Vlaamse Blok? Een groot deel van de aanhang van dat Blok stemde voorheen op de Socialistische Partij.
Hoe dit zij, het is in ieder geval verheugend dat het emancipatorische streven van Vermeylen voortleeft in het Vermeylenfonds, dat na zijn dood in 1945 is opgericht en in de Vlaamse Beweging opkomt voor het grote goed van geestelijke vrijheid en sociale rechtvaardigheid.
| |
Bevooroordeeld Nederland
In Nederland is men veelal weinig of niet op de hoogte van de emancipatorische rol en betekenis van de Vlaamse beweging. Dit is een vruchtbare voedingsbodem voor het tieren van vooroordelen. Die zijn er dan ook volop. Maar terwijl we in Nederland terecht tekeer gaan tegen allerlei vooroordelen over buitenlanders - de Anne Frank Stichting heeft daaraan onlangs nog een nuttige bijdrage geleverd door publicatie van het boek Feiten tegen vooroordelen - blijven we hier ongegeneerd tal van vooroordelen over Vlamingen en de Vlaamse Beweging koesteren die verband houden met bepaalde aberraties en excessen in die Beweging welke eenzijdig aandacht krijgen. Ook in Vlaanderen
Het omslag van 'Van Nu en straks, 1893, getekend door Henri Van de Velde
zelf is er overigens in bepaalde kringen die eenzijdige aandacht. Onder invloed van het politieke succes van het Vlaamse Blok is er nu opnieuw een neiging de Vlaamse Beweging met rechts te associëren.
Vermeylen en Deleu zijn twee inspirerende voormannen van deze Beweging die in hun leven en werk op markante wijze tot uitdrukking brengen dat het hier ondanks juistgenoemde aberraties en excessen om een beweging gaat met een respectabel emancipatorisch karakter waaraan in Nederland onvoldoende aandacht en steun is geschonken, hoewel zij grote verdiensten heeft voor de versterking van de positie van de Nederlandse taal en cultuur in Europa.
Alle reden daarom om het leven en streven van twee prominente voortrekkers ervan eens uitvoeriger te belichten, nu over beiden een interessante publicatie is verschenen.
Raymond Vervliet, August Vermeylen. Uitgave van Vrijzinnig Studie-, Archief- en Documentatiecentrum Karel Cuypers, Brussel, 1990. Reeks ‘Prominente Vrijzinnigen’, nr 6. Filip Rogiers, Monologen met Jozef Deleu, Uitg. Kritak, Diestsestraat 249, 3000 Leuven. |
|