Dubbelportret (X)
Het landschap
Tussen het Vlaamse en Nederlandse landschap bestaan geen wezenlijke verschillen. Beide tonen een afwisselend laagland met rivieren, bossen, weiden, heidevelden en akkers, begrensd door duinen en zee. Twee dichters schreven een ode op deze geboortegrond, de Vlaamse dichteres Julia Tulkens en de Nederlandse dichter J.W. Schulte Nordholt.
Julia Tulkens (geboren als Julia Joséphine Boddaer in 1902) was aanvankelijk onderwijzeres. Haar eerste bundel ‘Ontvangenis’ (1936) trok al spoedig de aandacht. Later, in 1938, verscheen de ontroerende bundel ‘Vader’ met een inleiding van Willem Elsschot. Nadien ontplooide haar talent zich verder en schreef zij bruidslyriek met als hoogtepunt ‘De aardse bruid’ (1950), in 1962 gevolgd door ‘Yggdrasil’. Het succes van haar werk leidde ertoe, dat zij in 1978 haar ‘Verzamelde gedichten’ kon publiceren. Nog steeds wordt de poëzie van Julia Tulkens veel gelezen.
Jan Willem Schulte Nordholt (geb. 1920), historicus en dichter, was sedert 1966 hoogleraar in de geschiedenis en cultuur van Noord-Amerika in Leiden. Deze protestantse dichter liet in 1943 zijn eerste bundel ‘Het bloeiend steen’ verschijnen. Nadien zagen het licht o.m.: ‘Levend landschap’ (1951) ‘Het weefsel Gods’ (1965), ‘Achter een muur van licht’ (1968). Voorts publiceerde Schulte Nordholt verschillende bloemlezingen van poëzie en studies over de geschiedenis van de Verenigde Staten.
Van beide dichters volgt hieronder een gedicht met als thema het landschap.
Peter KRUG
Horizont
Dit is de morgen in de zon,
zo breed, dat 'k in me zelve tast
wat binnen deze ringmuur wast:
de bomen ver of heel nabij,
alleen als wij of in een rij;
een hoek, waarin ik Breughel zoek,
die in zijn doek nog leven moet;
het Spaans kasteel, vierkant in blok,
wit, met het jaartal aan de nok.
Het groene ‘Hoff van Nederheim’,
de linde, 't kruispunt en de schijn
van wie, eeuwen geleen, als non,
de ode voor haar God verzon
en in het Maagdendal de ‘Zeven
Trappen van Minne’ heeft geschreven:
De cisterciënser Beatrijs...
En ik voltooi heden de wijs
met d'aardse min, terwijl de Gete
de afstand tussen ons blijft meten;
Het veld vol koren of vol licht,
de wei vol koeien en heel dicht
en 't bos met mijn geliefde naam...
Dit is mijn morgen in de zon,
de merel en mijn horizont,
die 'k overal in d'ogen draag,
als gij naar onze stilte vraagt...
en waar mijn boomgaarden in staan
(Uit: Yggdrasil, Uitg. Heideland, Hasselt, 1962)
Landschap
Dit is het landschap waar ik mij verschuilen
kan als het leven mij naar 't leven staat.
Moerasgebied met grassen, poelen, kuilen,
waar donker water geen geheim verraadt.
Men hoort er 's avonds het gekras van uilen.
En hier en daar op 't onverwachts daartussen
heldere plekken, waar dan bomen staan,
die met een groene mond de hemel kussen
en 's avonds dromen bij een lichte maan.
Dit is het landschap -, ongerept gebied.
En ik voel, luist'rend naar het oeroud riet,
een rust van eeuwen al mijn onrust sussen.
(Uit: Levend landschap, Uitg. U.M. Holland, Amsterdam, 1950)
... de hoge populierenlaan... Houtsnede Han Krug (1890-1977)