[Nummer 2]
Wel beschouwd
Toekomst van Vlaanderen ter discussie
Nu het federaliseringsproces in België grotendeels is voltooid, rijst de vraag: hoe nu verder? Over die federalisering bestaat in Nederland nog veel onkunde en onbegrip. Dit geldt trouwens nog meer voor het Vlaamse volksnationalisme dat die federalisatie in zo sterke mate heeft geïnspireerd en gemotiveerd. Die federalisatie wordt in Nederland nogal eens geduid als een onnodige fragmentering van België. In een Europa op weg naar grotere staatkundige eenheid ziet men hierin een anachronistisch verschijnsel. Men ziet hierbij over het hoofd dat de staatkundige ontwikkeling zich steeds voltrekt in het spanningsveld van integratie, streven naar grotere en nauwere eenheid enerzijds en differentiatie, streven naar grotere verscheidenheid anderzijds. Als staatkundige integratieprocessen niet of onvoldoende wortel schieten, of onvoldoende recht laten wedervaren aan de verscheidenheid in cultureel en economisch opzicht, dan roepen zij onvermijdelijk tegenkrachten op die opkomen voor eerbiediging van die verscheidenheid. Dat is steeds de inzet geweest van het Vlaamse volksnationalisme.
In Nederland is er vanouds een sterke neiging de pluriformiteit van de eigen samenleving te benadrukken, zoals die zich met name manifesteert in onze religieus-culturele verscheidenheid en gestalte heeft gekregen in onze verzuilingstraditie. Echter, voor het goed recht van etnisch-culturele pluriformiteit en de staatkundige erkenning hiervan bestaat veel minder begrip. Vandaar dat we weinig begrip aan de dag hebben gelegd voor de etnisch-culturele problematiek in België en weinig interesse getoond hebben voor de Vlaamse strijd voor handhaving van de Nederlandse taal in België.
Met de voltooiing grotendeels van het federaliseringsproces in België rijst een aantal cruciale vragen betreffende de verdere ontwikkeling van Vlaanderen, die ook voor een algemeen-Nederlandse organisatie als het ANV van groot belang zijn en die wij daarom gaarne in Neerlandia ter discussie willen stellen. In eerste instantie zouden we die vragen ter beantwoording willen voorleggen aan een aantal prominente politici in Vlaanderen en aan wetenschapsbeoefenaars aldaar, die gezien hun discipline en interesse, eveneens een relevante bijdrage kunnen leveren tot verheldering van de actuele situatie en toekomst in Vlaanderen; daarna ook aan Nederlandse politici en andere geïnteresseerden. Het gaat hierbij met name om de volgende vragen:
1. Wat is de taak en toekomst van de Vlaamse Beweging, nu de Vlaamse natie zich in een eigen (deel)-staatsverband verder kan ontwikkelen? Hoe verhoudt die Beweging zich tot het herlevende rechtse extremisme in Vlaanderen? Is het juist zoals te lezen valt in een discussie over multicultureel samenleven in Vlaanderen tussen J. Leman, kabinetchef van de Koninklijke Commissaris voor het Migrantenbeleid, en P. de Roover, algemeen voorzitter van de Vlaamse Volksbeweging, dat de Vlaamse Beweging te defensief is ingesteld en dus per definitie bijna altijd het onderspit moet delven in een wereld die steeds meer een mondiaal karakter krijgt? (Zie Kultuurleven, februari 1993, p. 17).
2. In welke richting dient de Vlaamse natie zich verder te ontwikkelen, nu zij tot op zekere hoogte haar eigen weg kan gaan? Welke impulsen tot vernieuwing van de Vlaamse cultuur en politiek worden hieraan ontleend? In het rapport Vlaanderen op een Keerpunt (1990) van de club van Leuven werd te dien aanzien vooralsnog tamelijk pessimistisch gereageerd. Het Vlaams Blok tracht nieuwe politieke inspiratie te putten door het ‘Vlaanderen eerst’ van weleer te vertalen in de leuze: ‘Weg met de gastarbeiders’, maar hiermee valt men in feite terug in een defensief nationalisme, een etnisch geïnspireerd protectionisme dat met behulp van de nodige demagogie wel een kortstondig electoraal succes oplevert, maar praktisch niet te realiseren valt en uiteindelijk een steriel achterhoedegevecht is tegen de loop der historie waarin nationale staatsgrenzen hun beslissende betekenis verliezen als gevolg van de snel groeiende internationale interdependentie. De reputatie van de Vlaamse zaak wordt hiermee uiteraard niet gediend.
3. Hoe te oordelen over de verdere ontwikkeling van België als federale staat, zij het een federatie sui generis, zoals uiteengezet wordt in het vorig jaar verschenen leerboek over het Belgische staatsrecht: Treatise on Belgian constitutional law (ed. André Alen). Hoe relevant is het staatkundig saamhorigheidsbesef nog dat België als - nu federale - staat bijeenhoudt? Is die federalisering wellicht een tussenstation op weg naar een confederale structuur? De Volksunie heeft zich eerder al uitgesproken voor een dergelijke ontwikkeling, maar onlangs ook de Vlaamse minister-president L. Van den Brande. Het ‘natuurlijke proces’ van de Belgische scheiding, zo stelt ook de Vlaamse auteur van Spiegel Zuid in Neerlandia, 1, 1993, is nog niet ten einde.
De vierde en tot dusverre meest ingrijpende staatshervorming sinds het ontstaan van de Belgische staat leidt ook tot een nieuwe vormgeving van het buitenlands beleid, met name tot mede-uitoefening van het verdragsrecht door de deelstaten. De Benelux zal eveneens een andere karakter krijgen. Wat zal de invloed daarvan zijn op de verdere ontwikkeling van de Benelux?